zaterdag 25 mei 2019

Voorjaar in Oost Alaska - april


We zwerven de eerste weken op de Chatham Strait in de luwte van Baranov eiland en het weer springt nog alle kanten op. Zon, storm, sneeuw, regen, wind meestal tegen of geen wind, zeilweer is het niet. Wat het wel is? Een prachtige omgeving! Iedere dag als ik het luik openschuif ben ik verrast. Bergen met sneeuw om ons heen, het licht wat ieder moment van de dag verandert, de eindeloze bomen langs het schitterende water. We gaan weer door de Sturgis Narrows, vorig jaar voorzichtig op de kentering van het tij, maar nu gaan we voor spektakel en scheuren we met 13,5 mijl per op de vloed door het smalle stuk. Draaikolken zwieren de boot alle kanten op, maar sturen blijft mogelijk, dus we kunnen gewoon genieten. 
De eerste ochtend met sneeuw liggen we in een piepklein kommetje, we kunnen de sneeuw op de bomen zien liggen, de sneeuwgrens bijna op het water. De noordenwind maakt het flink koud, maar in onze wintertent achter de vaste buiskap is het goed te doen. Het voelt ook een beetje als afscheid, Peril Strait, de prachtige Baranov watervallen en de thermale bron waar we heerlijk opwarmen, vorig jaar onze laatste stop voor Sitka, nu voor het laatst.
Maar - gelukkig - weinig tijd voor dat soort gemijmer. We eten weer met de beheerders John en Jeanne en krijgen de nodige aanwijzingen voor prachtige ankerbaaitjes onderweg.
Dit voorjaar komt de Koningszalm maar mondjesmaat terug om kuit te schieten, dus de enige vissers die we zien, zijn op weg naar huis. Zij hebben gedwongen vakantie tot begin juni, als de situatie opnieuw beoordeeld wordt. We varen dan ook dagen vrijwel alleen door het gebied, op de ankerplaatsen zijn de we de enigen.
Bij Misty Cove worden we opgewacht door Woody, onze buurman uit Sitka en zijn maat Skyler. Zij zijn de beheerders van de babyzalm kwekerij in het Deer Lake, een kleine 200 meter hoger tussen de bergen. Woody heeft net zijn eerste visboot gekocht en we gaan Black Cod vangen, een soort overheerlijke, boterzachte kabeljauw. Zoals altijd is het vissen niet moeilijk, als je maar precies weet waar ze leven, hoe diep, met welk aas, welk moment van het tij en hoe je het tuig uit moet zetten. We zoeken met de dieptemeter naar een klein zadel tussen twee onderwaterbergen van ongeveer 200 meter diep. 
Er gaat een drijver in het water met twee keer zoveel lijn, dan komt het anker (een grote steen) en de lange lijn met 25 haken voorzien van aas. Black Cod ligt op de grond en de lijn met haken wordt dan ook over de volle lengte uitgezet en opnieuw gezekerd met een anker steen. We gaat een paar uur relaxen in een klein baaitje en wachten tot we het spul op kunnen halen. Het is een prachtige dag, zonnig en kalm op het water, dus heerlijk. Met een elektrische lier halen ze de honderden meters lijn weer binnen. We hebben goed beet, 9 prachtige, grote kabeljauwen en vijf kleine roggen die een rotzooi van de lijn hebben gemaakt, de roggen gaan gelijk weer over boord.
Terug in Misty Cove wordt de vis schoongemaakt en vacuüm verpakt ingevroren. Alles wat geen mooie filet is gaat gelijk weer in zee, maar na drie vissen kan ik er tussen komen en krijg ik de koppen, graten en de kleine stukjes. Ze snappen niet wat je daar mee kan doen, maar dat merken ze later wel. Die avond eten we aan boord van Tara. We beginnen met vissoep van de kabeljauw stukken en ze weten niet wat ze proeven, wat is dát lekker! Als hoofdgerecht gaat één mooi stuk filet in de oven en de andere roken we in ons rookoventje, een koningsmaaltje.

De volgende dag klimmen we omhoog naar het Deer Lake, waar de beheerders hun cabin hebben. De kleine zalmpjes worden eind van de zomer als minivisjes naar het meer gebracht en leven in het meer tot ze half mei het jaar erop weer losgelaten worden op weg naar zee om volwassen te worden. De waterval van het meer naar zee is te steil voor zalmen om tegenop te zwemmen, dus als ze na een paar jaar hier terugkomen is hun enige lot gevangen te worden.
Alles is hier regenwoud, beken, watervallen met regenbogen, rotsen, soppige bomen, mossen en alles is groen. De boardwalk en trappen zijn zelfgemaakt en van een arbodienst hebben ze hier vast nog niet gehoord, maar we komen heelhuids boven. 
De cabin is ingericht op mannen die wel iets anders te doen hebben dan huishouden. Een groot rek met geweren, hengels, een forse houtkachel, overal onderdelen, grote tafel en een overdekte veranda met uitzicht op Deer Lake. Het beheer van de visjes is iets wat dagelijks aandacht vraagt, maar waar je niet de hele dag mee bezig bent. De helft van de 3 miljoenen visjes zit in grote net bassins en moeten iedere paar dagen gevoerd worden. De andere helft zwemt in het meer en moet zelf eten zoeken. De beheerders houden allerlei gegevens bij van de visjes en het water. De rest van de tijd klussen ze aan nieuwe projecten, vissen, jagen, maken lange wandelingen en de andere dagelijkse dingen. Eens in de 2 of 3 weken komt een watervliegtuigje de aflossing en proviand brengen.
Het is een prachtige plek. We gaan met de kleine boot het hele meer langs en Woody laat zien waar hij in de herfst herten jaagt. Om het meer heen hebben de bergen nog witte koppen, het bos is vrijwel ondoordringbaar, de weg naar boven om te jagen loopt via een beek en een verschuiving in de rotsen. De terugweg, met een deel van het hert op je rug, is zwaar en je moet een paar keer heen en weer! Dit jaar is er maar 120 cm sneeuw gevallen, zo weinig dat het alle records gebroken heeft, 10-15 jaar geleden was het nog 10 meter! Dat heeft natuurlijk ook gevolgen voor het meer, minder smeltwater en doorstroming, wat de gevolgen op langere termijn zijn weet nog niemand.
We nemen afscheid van de mannen en wensen Woody goede vaart & vangst deze zomer. Op de heenweg was Chatham Strait een en al sneeuw- en regenbui met laaghangende bewolking. Vandaag een stralende dag en nu zien we Mount Ada, bijna 1400 meter hoog, en Mount Elizabeth uit toornen boven de de kleine Gut Bay waar we eerder geankerd hebben.
We varen naar het oosten en gaan de Frederick Sound in met een paar zeeleeuwen, een enkele walvis en als we het anker laten zakken in Security Bay zijn er zeeotters om de boot.
De wintertent is eraf, het wordt voorjaar! De zon gaat rond 10 uur 's avonds pas onder en de zonsondergang is prachtig met een heldere hemel. We zitten buiten, praten na over de zalmkwekerij, de veranderingen in het weer en genieten van de stilte en de natuur om ons heen.





















vrijdag 17 mei 2019

Het Alaska van John Muir - april


Wij hebben John Muir leren kennen in Glacier Bay. Hij was de eerste Amerikaan uit de zuidelijke staten van Amerika die eind achttienhonderd de gletsjers van Glacier Bay beschreef en vol verwondering rondzwierf door Alaska met een andere blik dan bont en zalm. Van geboorte een Schot, maar al jong met zijn ouders naar Amerika gekomen, was hij een gedreven 'naturalist'. Zijn tijd ver vooruit, met een passie voor natuur en natuurbehoud én hij kon goed schrijven. Mede door zijn lobbywerk werden Yosemite, Sequoia en de Sierra Nevada nationale parken in de US. Zijn publicaties bereikten vele Amerikanen en veranderde hoe er naar natuur werd gekeken. Het zorgde voor het eerste toerisme naar Alaska, op de stoomboot vanuit Seattle. Door Muir's verhalen werden mensen nieuwsgierig en wilden ze deze wonderschone natuur met eigen ogen zien.
Na onze “ontmoeting” ben ik boeken van Muir gaan lezen, prachtige verhalen en ik ben dan ook erg vereerd dat ik een gastblog van hem op mag nemen tussen onze reisverhalen. Ik heb nergens zo'n mooie beschrijving gevonden van dit deel van Alaska als deze! Mijn eigen woorden schieten steeds tekort om het wonderlijke landschap te beschrijven waar we door heen varen. Dus doe een stapje terug in de tijd, naar een lager tempo en vaar mee met John Muir op de stoomboot door Oost Alaska. Ervaar in zijn woorden wat wij dagelijks om ons heen zien.


De ontzagwekkende wildernis van Alaska is, met haar imposante bergen vol gletsjers en sneeuw, haar diepe, landinwaarts lopende fjorden, bloemrijke planten, grenzeloze hoeveelheid groene bossen en eilanden en sprankelende, klaterende wateren, een schitterend gebied voor wie van mooie waterbronnen houdt en is tegenwoordig goed bereikbaar voor de gewone reiziger.
De bootreis vanuit Puget Sound naar de kop van de Alexander archipel is werkelijk betoverend. Wetenschappelijke belangstelling buiten beschouwing gelaten ken ik geen enkele andere tocht door de wildernis van Amerika waarin zoveel mooi, groots en nieuw natuurschoon zich zo onbelemmerd voor het oog ontvouwt. Starend vanaf het dek van het stoomschip wordt je soepel over het kalme water gevoerd, steeds verder, langs honderden eilanden, allemaal dicht begroeid met groen dat ruimschoots van water wordt voorzien. Van de gebruikelijke ongemakken van een zeereis heb je geen last, omdat de route leidt door een netwerk van windstille kanalen met doorgaans zo weinig deining als op een rivier, en zonder de zilte geur in de lucht en de bruine algenstrook die je bij eb op beide oevers ziet, zou je je maar moeilijk kunnen voorstellen dat je op zout water bent; het lijkt eerder alsof je een reeks gletsjermeren in het binnenland afvaart. Dag in dag uit drijf je te midden van een waar sprookjesland, het ene uitzicht nog mooier dan het andere.
Vóór deze reis was ik nog nooit door zulk onbeschrijflijk natuurschoon omringd geweest. Van iets vastomlijnds valt nog relatief gemakkelijk een schilderachtig beeld te schetsen – een meer in een bos, een gletsjerweide, een waterval in een vallei of zelfs een imposant berglandschap waar je, na door dichte bossen van piek naar piek geklommen te zijn, vanaf een open plek op uitkijkt. Dat is nog wel te doen en kan een min of meer treffend beeld opleveren, want daarin vinden we ruimte voor een begin, dat we wellicht ook weten af te ronden. Maar dit web van natuurschoon waar de noordkust door wordt opgesierd is zo onbegrensd en uitgestrekt, heeft zoveel elementen waarvan absoluut niets kan worden genegeerd of weggelaten, is zo gevarieerd en tegelijkertijd zo hetzelfde, met lijnen die subtiel en oneindig in elkaar overlopen, terwijl het geheel zo ijl is, zo teer, zo vluchtig in licht en schaduw, dat elke pennenstreek vulgair en vruchteloos aandoet.
Hoe verder we de glanzende wegen door baaien en zeestraten volgen, langs bos en waterval, eiland en berg, met de hemelsblauwe kaap in de verte, hoe meer het er op lijkt dat we uiteindelijk het paradijs van dichters, het huis der gelukzaligen, zullen bereiken.
Hier vaar je rustig een smal kanaal in, tot de rand van het water omzoomd door beboste bergen. Er is geen vergezicht, en je blik blijft rusten op alles in je nabijheid. De bossen zijn dicht beplant, als een korenveld, en doordat ze op een steile helling groeien steekt bijna elke boom boven de anderen uit, als mensen op een tribune- de blauwgroene, spits toelopende toppen van de Menzies-sparren, de warme geelgroene Merten-sparren met hun toppen die als vingers alle kanten op wijzen of elegant als grashalmen omlaag hangen, en de luchtige vederlichte bruingroene Alaska-ceder, die harmonieus in zijn omgeving opgaat; korsten en mossen op de takken, een strook struikgewas langs de oevers. 
Daar waar de bomen door winterlawines zijn weggevaagd en op de hogere plekken zie je lichtgroene plekken, holtes vol sneeuw en schaduw, bronnen van oeroude gletsjers en ondiepe, steile dalen met watervalletjes die voornamelijk achter stroken kornoelje en els verstopt zitten, en hier en daar een stukje wit laten zien als ze over een loodrechte, mossige klif lopen, of zich pas weer vertonen op het bruine alg op de oever. Wellicht schieten er een paar eenden door de lucht, misschien zie je op een dode spar een Amerikaanse zeearend op zijn gemak zijn veren verzorgen, of hoor je de intens eenzame roep van een fuut, en het hele landschap bestaat uit een woestheid die net zo ingesloten en afgezonderd is als de woestheid van de bergen.
Inmiddels vaart het stoomschip misschien al zo dicht bij de oever dat je de paarse kegels van de sparren in het voorbijgaan bijna aan kunt raken. Maar dan komen er, met magische snelheid, nieuwe taferelen in zicht. Zodra je om een uitstulpende kaap heen bent gevaren, wordt je oog naar verreikende uitzichten getrokken, omringd door licht gekromde, charmant in het gelid staande landtongen, die sierlijk achter elkaar wegduiken en in de verte steeds vager en ongrijpbaarder worden. Het gladde kanaal waar je op vaart strekt zich er als een rivier tussen uit, met hier en daar een rimpeling van de springende zalmen die als heldere zilverstralen zo'n halve meter boven het oppervlak uitkomen, en zwermen witte zeemeeuwen die als lelies tussen de vlekjes zonlicht dobberen; terwijl de koele, witte zonneschijn die overal gefilterd op valt de lucht, het land en het water tot een bleek nevelig blauw vermengt. 
Dan, terwijl je vol van een vaag, dromerig verlangen in de verte van deze bladerrijke zeeweg staart, vaart het stoomschip rustig met een bocht via een tot dan toe ongeziene doorgang verder naar een uitgestrekt gebied, een wijde baai vol eilandjes die zijn uitgestrooid en gegroepeerd in vormen en composities die alleen de natuur kan hebben bedacht. Sommige, met steile kliffen, duiken loodrecht de blauwe prairie van het zilte nat in; andere zijn afgerond met een gladde, bolle rotsrand, of met holle bochtjes die eindigen in vlakke punten vol cypergras. Sommige zijn zo klein dat het net is alsof er losse bomen uit de aangrenzende wouden zijn geplukt en in het water zijn gezet om ze vers te houden. Hier en daar zie je misschien een eenzame, kale rots vlak boven het water uitsteken, als een zwarte punt aan het eind van een volzin van eilanden, waarvan elke regel in vorm en betekenis in het spiegelwater wordt weerkaatst.”

Het verhaal gaat nog tientallen pagina's verder, voor mij een feest om te lezen en zeer aan te raden. De erfenis van John Muir is nog steeds levend, in zijn boeken en essays, de parken waar hij zich sterk voor heeft gemaakt, en zelfs in Nederland. Staatsbosbeheer organiseert wandelingen in de geest van John Muir op de Veluwe, wandelingen waar je je laat verrassen door de natuur om je heen, door met een andere blik te kijken. Want of je nu in Alaska bent of in Nederland, natuur is geweldig.

Fragment Alaska uit “In de Wildernis” van John Muir, vertaling door Eefje Bosch. Overgenomen met toestemming van uitgever van Oorschot, Amsterdam
isbn 978 90 282 80755














vrijdag 10 mei 2019

Van haring tot adelaar - april


Seattle barst uit zijn voegen met voorjaar. Elaine gaat met ons naar de Universiteit waar een van de tuinen vol staat met bloeiende Japanse kersenbomen. Daaronder veel Japans ogende mensen die picknicken en Hanami vieren, het is of we zo terug gaan in de tijd naar ons bezoek aan Tokyo. Ook de universiteit zelf geeft dat gevoel, een campus naar oud Engels concept, compleet met een prachtige bibliotheek die in een Harry Potter film niet zou misstaan. De magnolia's staan overal in bloei en het groen is helder zoals alleen het voorjaar dat heeft, heerlijk.
Elaine heeft altijd voor Boeing gewerkt en een bezoek aan het bedrijf is zeer de moeite waard. Elaine vertelt over haar werk en de vliegtuigen waar ze bij betrokken was als software en test engineer. Een blik achter de schermen en hoe complex het ontwikkelen en bouwen is. 
De tour is goed georganiseerd en we zien vanaf hoge loopbruggen een aantal vliegtuigen in diverse fases van constructie. 5 dagen per week wordt er 24 uur gewerkt, maar de weekenden zijn in principe vrij. Het werkproces is tot in de puntjes geregeld, wat een enorm bedrijf en wat een enorm vloeroppervlak! Er is natuurlijk veel te doen rondom de 737 Max, maar de tour gaat daar niet verder op in. Op een rangeerterrein ergens in de stad zien we wel opeens 6 rompen van de Boeing 737 staan, een wel heel letterlijk manier van het uit de lucht halen. Ze zullen wel elders gefabriceerd worden. Later rijden we langs de rode boerenschuur waar het bedrijf ruim 100 jaar geleden ooit begonnen is, een succesverhaal zoals Seattle er verschillende heeft. Het eerste Starbucks café is in het centrum te vinden en naast Boeing hebben ook Microsoft en Amazon hier hun thuisbasis. Met Elaine hebben we veel van Seattle gezien en naast de toeristische hoogtepunten ook veel gewandeld in de prachtige omgeving. Het was een fijne tijd samen, dank je wel Elaine.

Door het voorjaar begint het wel te kriebelen om terug te gaan naar Tara. Roel kijkt iedere dag naar het weer in Sitka en ziet het verbeteren, ook daar loopt de winter op zijn einde. Begin april vliegen we ''terug naar huis'' en komen in een warm bad. Het weer zit mee, Tara heeft de winter uitstekend doorstaan en er is niets zo fijn als slapen in je eigen bed. In hoog tempo werken we de belangrijkste klussen af. We vervangen een deel van de verstaging, een lier en de omvormer voor 220 volt. Kunnen we tenminste onze tanden weer poetsen..... Per direct worden we ook weer opgenomen door onze gastvrouwen en -heer en draaien we mee in hun micro-samenleving. Naast lunch- en diner is dat een forse stroom gasten, schilderles, zeilles, Pilatesles etc. Hier en daar helpen we met het lopende project, hetzij verbouwing, de tuin of een boot op de kant. In de tussentijd maken we Tara verder zeilklaar, wandelen wat, fietsen, gaan naar theater en musea, ofwel wat toeristen zoal doen.
Een voorstelling maakt indruk: Sitka organiseert al jaren een eigen amateurversie van ''Cirque du Soleil''. Een indrukwekkende prestatie voor een dorp van nog geen 6.000 zielen en een voorstelling waaraan grote aantallen bewoners meewerken en waarin alles zelf gedaan wordt: het verhaal, de uitvoering, decors, kleding en belichting! We genieten ervan.

Wat betreft natuurbehoud is er nog steeds van alles te doen. Wij zien de film “Rock Paper Fish”, over de ontwikkeling van een mijn in de kwetsbare delta van de Chilkat rivier. Lonny, een bewoonster van de Chilkat, is meegekomen om steun te vragen van mensen in het grotere gebied van de rivier om tegengas te geven bij de plannen. Als je een indruk wilt krijgen van de problematiek is de film te zien op https://www.rockpaperfish.com/

We zijn precies in Sitka in de tijd dat de haringen eitjes komen leggen in de wateren rondom Sitka, maar dit jaar is de terugkeer van de haring zeer mager. Er mag niet gevist worden en helaas blijven zonder haring ook de walvissen weg. We krijgen wel een hapje haringeitjes te proeven, een delicatesse! Voor de Indiaanse bewoners is het een feestmaal en de terugkeer van het voorjaar wordt uitbundig gevierd. De minimale opkomst van de haring geeft natuurlijk veel discussie en zorgen over de toekomst van de haringvangst en het ecosysteem. Wie heeft er antwoorden? Alles hangt met elkaar samen.

Een bericht van de zonnige kant, in de roofvogel opvang zijn we getuige van het vrijlaten van verschillende Kale Adelaars die weer hersteld zijn van hun verwondingen. De nagels en de bek worden eerst scherp gevijld met een Dremeltje voor ze losgelaten worden, alles nagekeken, geringd en daar gaan ze. Van dichtbij zijn de adelaars echt enorm! Kijk hier voor het flimpje: Adelaars in Sitka 

De dag voor vertrek doet zich nog een venijnige verrassing voor: de gashandel wil niet vooruit of achteruit. Ofschoon het ding niet gemaakt is om te repareren, haalt Roel hem met chirurgische precisie uit elkaar. Ontdaan van 5 jaar zout en voorzien van vet voor de komende 5 jaar wordt met dezelfde precisie de handel weer in elkaar gezet en werkt hij beter als ooit tevoren! Maar dan ben je wel 1,5 dag verder.....

Afscheid nemen vind ik een van de moeilijke kanten van ons zwervende leven. De ene keer in Nederland en nu van onze vrienden in Sitka. Wat een gastvrijheid hebben we ervaren! Dank jullie Erik, Krystina, Frances en Fukimi, succes met alle plannen, we hopen dat we elkaar weer tegenkomen, zeilend of anders. En dan gooien we los en begint er een nieuw hoofdstuk.