|
Sucre, Straatje naar het centrum toe |
Sucre ligt hoog in de Andes en samen met de slechte wegen
betekent dat 18 uur in de bus. Het kost dan ook weinig moeite om Jacomine over
te halen het vliegtuig te nemen en de reistijd terug te brengen tot 45 minuten.
Sucre is de formele hoofdstad van Bolivia, maar wordt aan
alle kanten door La Paz voorbij gestreefd. Sucre is ontstaan als regionale
hoofdstad ten tijde van de Spaanse overheersing en de enorme rijkdom ten
gevolge van het zilver wat in de omgeving gevonden werd. Een belangrijk deel
van die rijkdom werd hier omgezet in prachtige kerken, overheidsgebouwen en
riante woonhuizen. Veel daarvan bestaat nog steeds en geeft Sucre een zeer
Spaans, overdadig en toch gemoedelijk karakter.
|
Slechts een affiche, wat een rijkdom |
Nu is het vooral een levendige studenten
stad en het is een aangename stad om te verblijven. Het ligt op “maar” 2.600
meter: overdag een prettige 20+ C en ’s nachts lekker koel om te slapen. De
omgeving is redelijk groen en ziet er welvarend uit. Er is veel te zien en te
doen: we bezoeken wat van de gebouwen, waaronder de kathedraal met bijbehorend
museum. Topstuk is een schilderij van de beschermvrouwe van de stad, de Virgin
van Guadeloupe. Het schilderij is in de loop der eeuwen vol geprikt door
dankbare bewoners met goud en edelstenen, zozeer dat van de oorspronkelijke
Madonna alleen nog het gezicht, de handen en hoofdje van Jezus te zien zijn. Er
wordt beweerd dat met de opbrengst van dit ene stuk de hele buitenlandse schuld
van Bolivia is af te lossen, maar bovenal is het ontroerend mooi. We lopen ook
een deel van de Inka weg die van Sucre naar Maragua krater leidt. Respect voor al het handwerk om
deze route aan te leggen, wat een monnikenwerk en wat zal dat een hoop bloed,
zweet en tranen gekost hebben.
De Inka wegen waren wel cruciaal voor de
communicatie door het grote rijk en werden veel gebruikt. En we bezoeken de
zondagsmarkt in Tarabuco, een naburig stadje: veel mooie spullen, maar het aanbod is veel
groter dan de vraag, dus wat een armoede. Een slimme uitbater organiseert voor
de toeristen een zondags-lunch, inclusief wat aardige lokale dansen.
|
Inka weg naar de Maragua Krater |
Bolivia is een van de armere landen in Zuid Amerika. Het
gemiddeld inkomen komt niet boven de 5.000 dollar per jaar. Het minimum-loon
voor ongeschoolde zware lichamelijke arbeid is 5 dollar per dag, voor 12 uur en
6 dagen per week en in de volle zon. Wat ons verbaast in Sucre is hoezeer het
jongere deel van de bevolking aan het ‘verwestersen’ is. De spijkerbroek met
gaten of nog erger de legging zijn gemeengoed, evenals de mobiele telefoon, al
is het nog zonder internet. Ik begrijp nu pas waarom die simpele telefoontjes
nog steeds in grote getalen gemaakt worden.
|
Binnenplaats Grand Hotel Sucre |
Wat ons ook verbaast is hoe
goedkoop Bolivia is: een kamer in een redelijk hotel kost rond de 15 euro, een
4 gangen menu 4 euro en geen wonder dat de meeste auto’s op gas rijden, want
een volle tank kost minder dan 2 euro. Het is voor het eerst dat we zien dat
ook de voedselprijzen substantieel lager zijn. Dus als je dan toch van een
minimum-loon moet rondkomen, kan je dat maar beter in Bolivia doen. Misschien
een idee als Rutte een keer wat wijze mannen deze kant op stuurt, want hier
valt nog wat te leren.
Bolivianen zijn dol op protesteren en dat doe je natuurlijk
vooral in de hoofdstad. Iedere dag valt er wel iets te beleven en menigmaal
zien we de ME paraat staan. Gelukkig ziet het er veel minder bedreigend uit dan
bij ons en we zien ze nooit in actie.
|
Centrum Potosí met de Cerro Rico op de achtergrond |
Als we met een gedeelde taxi naar
Potosí rijden hebben we er wel last van.
Tijdens verkiezingstijd komt het regelmatig voor dat er wegen afgezet worden om
eisen kracht bij te zetten, vandaag de hoofdweg naar Potosí. Gelukkig is er een
omweg en met 36 km zandweg erbij en 10 Bolivars pp extra komen we er toch langs.
Potosí is de werkelijke zilvermijn en ligt op 4.300 meter
hoog aan de voet van de Cerro Rico, de rijke berg. Er groeit geen boom, de omgeving is
troosteloos en deprimerend met alleen maar steen, maar het was ooit de rijkste,
grootste en hoogste stad ter wereld. Van dat rijtje is alleen het “hoogste” nog
over.
|
Pas op, er komt een kar met erts aan! |
Het is tevens een zwarte bladzijde in de geschiedenis. In de loop der
eeuwen zijn hier meer dan 8 miljoen mensen omgekomen, voor een belangrijk deel
onder een Spaans schrikbewind wat de oorspronkelijke bewoners als slaven
behandelde, op grote schaal de dood in joeg en op geen enkele wijze liet delen
in de enorme rijkdom.
We bezoeken de mijn, die nog steeds in bedrijf is. Het is
een shock, want er wordt gewerkt onder bedroevend slechte omstandigheden. Wij
piepen al van de ijle lucht en het stof in de lage gangen zonder een stap te
verzetten. Drie jonge knullen duwen en trekken een lorrie met 2 ton erts de
lange gangen door naar de uitgang over een gammel, enkel spoor. Als er een kar
aankomt met snelheid loopt een van de drie hard vooruit om de werkers te
waarschuwen.
|
Ook erts naar boven halen is handwerk, let op cocabal in wang |
Wij staan tegen de wand aan geklemd als ze langskomen en dankbaar
de fles frisdrank aanpakken die we meegenomen hebben. Zelf leven ze de werktijd
in de mijn op een bal cocablaadjes die ze in de wang houden om te kauwen. Jacomine
past qua maat beter in de gangen en gaat met de gids verder de mijn in. Afdalen
langs wrakke laddertjes en na twee verdiepingen gaan de werkers steunend met
handen en voeten tegen de muren van de schacht verder naar beneden. De
Nederlandse mijnen waren ten tijde van de sluiting in de jaren ’60 veiliger en
beter uitgerust! Het zijn vooral jonge mannen van tussen de 14 en 35 die het
zware werk doen, in ruil voor een toch wel substantieel hoger loon.
|
Stuk voor stuk weghakken en een ader volgen |
De
keerzijde is wel dat ze stoflongen oplopen en veelal niet erg oud worden. Er
zijn zo’n 15.000 mijnwerkers en de hele mijn houdt het stadje van 250.000
inwoners draaiend. Dat is natuurlijk ook het grote schrikbeeld, de mijn is nu
nauwelijks rendabel en als je de veiligheidseisen opschroeft hebben er potentieel
250.000 mensen niet meer te eten.
In Potosí werden op grote schaal Spaanse en later
Boliviaanse munten geslagen. Door het droge en koudere klimaat is de volledige
historie vanaf eind 16
e eeuw daar nog zichtbaar. Van de eerste pers
naar ontwerp van Leonardo da Vinci tot aan met muildieren aangedreven persen
uit de 17
e en de met stoom en later diesel aangedreven persen uit
het begin van de 20
e, het is in dit prachtig museum – de
oorspronkelijke munt – te bewonderen, inclusief een zeer kundige en boeiende rondleiding.
|
Persen om de zilverbladen op maat de maken, 17e eeuw |
Tegelijkertijd is het ook een vreselijk museum omdat de uitbuiting en de
afschuwelijke werkomstandigheden zo goed bewaard zijn. Stookruimtes zonder
ventilatie waarin zilver geklaard werd met kwik, wat de eigenaren deed klagen
bij de architect dat de slaven zo snel doodgingen.
Het is verkiezingstijd in Bolivia en Morales is op bezoek in
Potosí. Het is druk in de hoofdstraat en iedere overheidsorganisatie is ruim
vertegenwoordigd met flinke spandoeken om hun steun te betuigen. Later horen we
dat zoiets niet helemaal vrijwillig gaat. Bij ons zou dat ondenkbaar zijn!
Morales wandelt zonder al te veel beveilig door de straten, schudt handen en
wordt toegejuicht. Uit gesprekken begrijpen we vooral dat hij populair is bij
het armere deel van de bevolking.
|
Dhr. Morales in Potosí |
De ondernemers daarentegen hebben het
helemaal met hem gehad. Dat zijn volgens Morales allemaal kapitalisten en
diverse van zijn maatregelen treffen hen hard. Ook wordt er niet geïnvesteerd
in bedrijven, volgens de ondernemers, maar mooi weer gespeeld met
gasopbrengsten. Nu is Morales een populist, die erg goed is in het etaleren van
zijn successen. Dat diverse van zijn maatregelen totaal mislukken, probeert hij
te verbloemen. De regering heeft veel invloed op kranten en tv, dus het beeld
is wat eenzijdig. Het valt ook niet mee om in Zuid Amerika iets te veranderen,
want het is vooral het grote verschil tussen arm en rijk wat zo opvalt. Maar
iedere poging daar iets aan te doen, jaagt de rijken – of in ieder geval hun
geld – het land uit en laat het land slechter achter dan voor die tijd. Dat is
geen simpel op te lossen probleem!
Saillant detail is dat Morales zich nu voor de derde keer
verkiesbaar stelt, terwijl dat volgens de grondwet niet mag. Maar hij heeft in
zijn 1e termijn de naam van Bolivia veranderd, dus het is pas de
tweede keer dat hij president wil worden van de Multiculturele Staat van
Bolivia, logisch toch! En er is kennelijk niemand die daar een stokje voor kan of
wil steken.
Sucre en Potosí zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Kop
en munt van hetzelfde stuk. Het roept bij ons wel de vraag op wat we leren van
de geschiedenis. Wat doen we er zelf aan? Misschien is de schaal groter, maar
de verrijking in het ene deel van de wereld ten koste van mensen en natuurlijke
hulpbronnen in een ander deel van de wereld is nog steeds gangbaar.