vrijdag 29 maart 2013

Santiago, Kaap Verden - 16-23 maart


De 16e vertrekken we uit Banjul, we varen op de motor naar buiten en komen wel 100 grote piroques tegen die op zee gaan vissen. Karakteristiek, met de bont beschilderde zijkanten, laag op het water, de bemanning enthousiast zwaaiend en op de achtersteven staand de stuurman. Zoals we er zovelen gezien hebben de afgelopen weken. Een mooi afscheid van Afrika. De Piroques hebben geen reddingsmiddelen en kustwacht is er niet als er iets mis gaat. Daarom blijven ze op zee altijd bij elkaar in de buurt, hun zekerheid dichtbij. Gelukkig voor ons vissen ze vandaag in het zuidwesten en wij varen naar het noordwesten. We zien dan ook de hele weg geen vissende piroque of net meer.
Tara, als enige in de haven van Praia, Santiago

450 mijl, 3 etmalen naar de Kaap Verden. In onze studeerkamer in Rotterdam leek het nog zo'n aardig traject. Halve wind op de Noord-Oost passaat, lekker knikje in de schoot en gaan! In eerste instantie varen we op Sal, de oostelijkste van de bovenwindse eilanden. Maar na een dag blijkt dat het hele stuk scherp aan de wind is, erg oncomfortabel op de toch weer forse golven. De wind is namelijk veel Noordelijker dan wij gedacht hadden. We verleggen de koers naar Santiago, een van de zuidwestelijke eilanden, waar ook de hoofdstad Praia op ligt. De koers is nu iets ruimer, dat vaart veel beter. Gelukkig want ik ben de hele reis ziek. De tweede dag is het ergst met overgeven en goed beroerd. Roel is ook niet helemaal fit, maar kan wel alles doen en eten. Ik slaap, eet Maria biscuit en draai mijn wachten. Met het verleggen van de koers nemen we wel een voorschotje op het volgende traject. Van Santiago naar Sao Vicente is nu zeker scherp aan de wind, maar het kan ons even niets schelen. Eerst maar eens aankomen op de Kaap Verden. Tara en Sara hebben het prima naar hun zin samen en geruisloos en vrijwel zonder aanpassingen zeilen ze uur na uur. We hebben een top etmaal van 160 mijl erbij, dus we schieten lekker op.
Poster in Ciudade Velha

Aangekomen in Paria wachten ons de formaliteiten. In de Pilot staat dat die niet mis zijn en we willen ons goed voorbereiden. Pak jij de paspoorten even? Hm waar zijn de paspoorten? Niet op hun plek! We zoeken 3,5 uur lang, halen alles overhoop en denken koortsachtig na wat we met de paspoorten gedaan hebben na het uitklaren in Banjul. We komen er niet uit. Intussen is de haven politie maar naar ons toegekomen. Daar zouden we volgens de pilot flink voor moeten betalen, maar dat blijft achterwege. Drie man aan boord, controle van alle scheepspapieren en dan het verhaal dat we de paspoorten kwijt zijn. Ze vinden het maar vreemd en lijken niet goed te weten wat nu te doen. Ze nemen onze identiteitskaarten mee en wij verzekeren ze dat we de paspoorten zo snel mogelijk komen laten zien. Allerlei noodscenario's passeren de revue en we zien ons al dagen (weken?) hier liggen. Even koffie en onder het praten valt “creditcards”. Roel weet het opeens: ze zitten in de noodton, bij de creditcards (de noodton gaat mee het reddingsvlot in als dat ooit nodig mocht zijn en bevat allerlei noodzakelijke dingen als EHBO, eten en drinken, vuurpijlen, warmtedekens, zakmes etc.).
De levendige markt van Praia

Bij de havenpolitie staan wij al bekend als die mensen zonder paspoort, maar als we de volgende ochtend na 2,5 uur wachten de immigratieofficier spreken is ook daar het verhaal al bekend. Kopieën van onze identiteitskaarten etc. liggen al daar en hij controleert extra nauwkeurig onze paspoorten. Van het hoe en waarom snapt hij niets, wij eigenlijk ook niet, dus we laten het maar even zo. We zijn blij als de stempels erin staan en wij weer vrij kunnen bewegen. De functionarissen waren overigens zeer vriendelijk. Waarom er 10 zijn wat één ook afkan en waarom het dan toch 10x zo lang duurt is ons nog wel eens een raadsel.

Elvis, aan het werk op de vismarkt naast de boot
We zijn 5 dagen in Praia. We zien mensen in alle kleurschakeringen van donker naar licht. Soms zijn we weer even in Afrika, dan weer ontegenzeggelijk Europees. Praia is duidelijk welvarender dan Banjul. Er zijn cafeetjes met terrasjes en internet: wat een luxe! We ontmoeten verschillende Kaapverdianen die in Nederland gewerkt hebben of daar familie hebben, zij spreken vaak Nederlands. Portugees spreken we niet, en het lokale Criol al helemaal niet. Dat is echt even behelpen want met sommige mensen komen we niet verder dan wijzen en handen en voeten. Het leven lijkt verder relaxed en vriendelijk. 
De andere kant is dat iedereen ons waarschuwt dat we de boot niet onbeheerd achter moeten laten en als het donker wordt aan boord moeten zijn. Het “probleem” lost zich als vanzelf op als we de eerste keer met de bijboot naar de kant gaat. Daar meldt Elvis zich. Een sympathiek lefgozertje van een jaar of 17, met een pet 2 maten te groot (past beter bij zijn ego) die -gelukkig voor hem- op zijn flaporen blijft hangen. Spreekt geen woord Engels, Frans of Spaans maar maakt onmiddellijk duidelijk dat hij de bijboot met zijn leven zal bewaken en tevens Tara. En dat doet hij voor 3 euro per dag. Van het geld koopt hij overigens direct iets te eten.
vissers op het strand van de Ciudade Velha
De volgende dag meldt ook George zich, hij is duidelijk ouder en vindt dat hij de oudste rechten heeft op het oppassen. We hebben nu dus twee boot boys. We zeggen dat ze het samen op moeten lossen en er komt een om de dag schema uit. Hoe weet je nu of ze het ook echt doen? Dat weet je als je terugkomt door a.) te kijken of je bootje er nog ligt met buitenboordmotor, b.) door te kijken hoe lang het duurt voor Elvis of George zich melden voor de vergoeding. Elvis maakt een keer een slippertje, George is er gelukkig wel. De avonden brengen wij maar door aan boord, geen zin in een leeg schip of het gesteggel met een oppas aan boord.

Gesel-pilaar op dorpspleintje Ciudade Velha

Praia heeft 1 museum en als we het gevonden hebben blijkt de collectie er even niet te zijn. Dus wij doen het ook maar rustig aan. Eigenlijk zijn we dagen bezig met het verwerken van onze weken in Afrika. Er komen steeds stukjes van de reis terug, gesprekken, foto's en filmpjes. We bezoeken wel de oude stad (Ciudade Velha) 30 km verderop aan de kust. Hier heeft de tijd stilgestaan. De winkel bestaat uit een tafeltje voor de deur waar enige waren uitgestald zijn. De vrouwen wassen op straat. Als het busje in aantocht is komt er een dame met verse cake voor onderweg. Interessant is de gerestaureerde paal op het dorpsplein die in vroeger tijden gebruikt werd om opstandige slaven publiekelijk te geselen. Slaven op de Kaap Verden? Ik pak zo mijn Portugese geschiedenisboek er maar weer even bij.

De laatste dag lopen we eind van de middag op de terugweg langs een café met fijne muziek. We gaan even kijken, want we zoeken al dagen live muziek. Er zijn alleen mannen, maar de
Dansen in het café aan de haven

Kaap Verdiaanse muziek is goed en de wijn is goed en spotgoedkoop. Er wordt gedanst door een paar mannen, wat een heupenwerk! Ik zou ook willen dansen maar durf niet zo goed, als enige vrouw. Als we afrekenen dans ik toch even mee met de mannen. Daardoor ontstaat er een enthousiaste sfeer en gebeurt er van alles. Roel moet mee naar binnen waar hij een fles wijn meekrijgt voor onderweg en we moeten met z'n allen op de foto. Er wordt heel hartelijk afscheid genomen. De volgende keer gewoon gelijk mee dansen dus en laten gaan.
We horen de muziek over het water tot diep in de nacht. Ja, we zijn op de Kaap Verden, een mooie mix van Afrika en Europa.
Rua Banana, oudste Europese straat in subSahara


De winkel van Ciudade Velha

Met de hand wassen, zoet water is schaars.


vrijdag 22 maart 2013

Gambia, de dierentuin en terug - 10-15 maart



Chimp op de uitkijk
Het Gambia National Park/Baboon Islands is een verzameling eilanden, sommige doorgangen toegankelijk en anderen strikt verboden. Het is oorspronkelijk een initiatief van een Afrikaans/Engelse dame die hier getracht heeft de chimpansee voor de ondergang te behoeden. Zij deed dit door wereldwijd chimpansees uit gevangenschap (zowel geconfisceerd als ex- huisdier) in een beschermde omgeving op te nemen en weer in familieverband in het "wild" te laten leven. Naar we later horen is dat nog best lastig, want de chimpansee is wat bescheiden en kan niet altijd tegen andere apen op die ook op de grotere eiland wonen.
De avond tevoren in Kuntaur lopen de onderhandelingen het een professionele gids vast. Hij vraagt een exorbitant bedrag en wij krijgen hem er niet vanaf. Dus varen we de volgende dag met Tara het park binnen en direct komen 2 rangers ons begroeten. Uiterst vriendelijk en correct worden we te woord gestaan. Op onze vraag ''hoe we het beste nijlpaarden, krokodillen en apen kunnen zien'', stapt een van de rangers aan boord en gaat met ons mee. Wat heerlijk om een geoefend oog en een getrainde gids bij de hand te hebben. De ranger laat ons alle mooie plekjes zien waar we mogen komen en vertelt honderd uit. Wij zien een klein nijlpaardengezin met een zeer beschermende vader,  waarvoor we even iets omvaren. 2 krokodillen, enkele apen en natuurlijk wederom vogels. Van de ranger horen veel over de leefwijzen. Als we voorbij het kleine eiland varen doet hij een chimp roep en direct komt het hoofdmannetje in een grote boom de indringer bekijken. Alle chimps hebben een naam en ze voeren ze wekelijks bij omdat dat de enige manier is om ze regelmatig te zien.
goed kijken: lekker banaantje!

Later in de middag komt dezelfde ranger ons halen met een klein bootje en zien we nog de zojuist gevoederde chimpansees. En dat alles voor een fractie van de prijs van de professionele gids, een goede keus dus. Hij vertrekt zingend en duidelijk in zijn sas met de vergoeding, misschien hebben wij de goede mix ook nog niet gevonden.
We blijven nog een nachtje op de grens van het park voor anker en genieten op het achterdek van een onverwacht djembé concert in Kuntaur. We durven er niet heen te varen in het donker, maar de muziek is goed te horen. In de ochtend varen we nog 1 keer het park binnen. We zien nu een grotere groep van 8 nijlpaarden en een visser er vlakbij. Wij houden ons hart vast omdat er zo op gehamerd is dat we uit de buurt moeten blijven. Maar kennelijk hebben dier en mens hier ook een laten leven afspraak: het gaat allemaal goed. Met opkomend tij komt de visser te dicht bij een groep pelikanen en zeker 100 vogels gaan tegelijk de lucht en vliegen over de boot. We zijn er stil van. Wat een bijzondere, prachtige plek.
Wassu stone cirkels

We varen een stukje terug naar Kuntaur. We zijn veel aan boord geweest en hebben behoefte aan lichaamsbeweging. De Afrikanen begrijpen niet waarom wij de aangeboden lift afslaan, maar dat terzijde. In alle vroegte gaan we door de rijstvelden richting Wassu, waar een verzameling menhirs in cirkels staan. Wederom een soort Stone Henge, waarvan we er eerder gezien hebben in Engeland en Ierland.
Bijzonder is vooral dat de rotstekeningen wel heel erg op de Keltische lijken en zelfs zo genoemd worden. Kennelijk is er onafhankelijk van elkaar op diverse plaatsen ter wereld hetzelfde bedacht cq uitgevonden. Het zijn meerdere grafheuvels, waar met veel lokale huisvlijt een museumpje van gemaakt is. Toch weer 4-5 arbeidsplaatsen..... De suppoost heeft jaren in Rotterdam aan de Maaskade gewoond, op de binnenvaart en wilde vaart gewerkt. Maar hij is blij nu weer in zijn thuisland te zijn. Zo komen we steeds verrassende mensen tegen.

Nu we weten dat het begin van de Gambia minder interessant is, doen we extra lang over dit gedeelte. De water temperatuur is 29+ graden, slecht voor de koelkast maar heerlijk om meerdere keren per dag te zwemmen. 
De rode Djali Djali heuvel
De warmte hier, rond de 35+ graden, brengt ons moeiteloos in een tropenschema. We staan om 6.00 uur op, nog net donker. Op het heetst houden we ons rustig en om 17.30 gaat de muskietentent erop, want de muggen en andere beestjes zijn zeer actief. We hebben geen licht aan als het donker wordt, maar kletsen wat in ons blootje in de kuip onder de tent tot het iets afkoelt. We drinken liters water en zetten frisse thee van hibiscusbloemen. De volgende tussenstop is de Bird Island en de rode heuvel Jali-Jali met een prachtig uitzicht over de Gambia rivier. We zijn er bij zonsopgang. Na het uitzicht wandelen we naar het nabijgelegen dorp voor brood. Helaas geen brood, veel kinderen en geen school - dat kost ons de laatste voetbal, schriften, pennen en lolly's.

Het uitzicht vanaf de heuvel op de Gambia en Bird Island

Een stukje verder in Kudang Tenda ontmoeten we Ibrahim, de zoon van het stamhoofd cq grootgrondbezitter. Met zijn uitgeholde boomstam bezoeken we een van zijn eilanden om nog meer nijlpaarden te zien. De volwassen nijlpaarden zijn overdag in het water om te eten en de jonge nijlpaarden blijven op de onbewoonde eilanden tot ze 2 jaar zijn. Nijlpaarden kunnen 85 jaar oud worden en Ibrahim kent al zijn 500 nijlpaarden bij naam. Er wonen drie familie groepen in de buurt. We zien een peuter van net 1,5 jaar en later zelfs een tweeling van slechts 2 dagen oud. De jongen worden overdag een beetje aan hun lot overgelaten en lopen gewoon tussen de koeien rond. De moeders komen ze 's avonds zogen. De baby's hebben nog geen naam, die krijgen ze later in hun naamgevingsceremonie. 

Het toekomstig stamhoofd vertelt ook dat hij maandag naar Banjul moet om belasting te betalen. 
Roel en Ibrahim pompen water voor de boot
Zijn vader heeft flink wat grond en de belasting is wel 200 euro per jaar. Daar zit wel een kanttekening bij, hij wil bijvoorbeeld geen markt in het dorp, want dan moet hij meer gaan betalen. En de overheid hanteert een strikte lik op stuk: als de belasting niet betaald is, doen ze niks meer voor het dorp. Helaas ook geen school in het dorp, de dichtstbijzijnde is 2 km verderop. Wij hebben de indruk dat er niet veel kinderen heen gaan. Iedereen woont in lemen hutten met stro- of golfplaat dak en kookt op kleine vuurtjes op de grond. Wij zijn de attractie van de dag en we worden bijna opgevreten door ze. Ibrahim leert ons drie woorden van de taal van zijn stam en die doen wonderen. Badha: Hoe gaat het met je? Jantam: Goed en Jaram: dank u wel.

rijstvelden met waterlelies en witte reigers
We nemen hartelijk afscheid en gaan verder naar Tendaba kamp waar we nog een beetje de toerist uit willen hangen. Helaas, het zwembad is net in onderhoud, maar we kunnen er 's avonds wel eten. De eerste keer dat we in Gambia uit eten gaan. De andere 8 gasten komen vogels kijken of wilde zwijnen schieten. Wat een uitersten. Er is ook een conferentie van ongeveer 20 officials uit Gambia die een programma op moeten stellen voor noodgevallen rondom kinderen. Met powerpoints en al.
In Tendaba kamp hebben ze ook televisie en CNN. We hebben al dagen niets gehoord of gezien en kijken nu naar het Plein van de St Pieter waar witte rook opstijgt. Om ons heen een groep mannen uit het dorp die zeer geïnteresseerd zijn in wie de nieuwe paus wordt. Ze weten meer van de kandidaten dan wij! Zo worden wij heen en weer geslingerd tussen dorpjes waar niets is en de wereld waar alles doorgaat.
Zeilen door Afrika, nét genoeg wind en stroom mee

We besluiten de avond met een internet sessie in een lokaaltje van het dorp/kamp met 4 pc's waar we voor 37 Daliasis een half uur kunnen internetten (bijna 4 maanden schoolgeld voor 1 kind!). Tegenover Roel zit een jongen die zich uitleeft. In zeer bloemrijke taal verzekert hij zijn vriendin via skype dat hij er helemaal voor gaat en zij de aller, allerliefste geweldige vrouw is die hij zich kan denken, maar dat hij nog niet zoveel geld heeft. In de derde sessie met evenzoveel dames verzekert hij de Spaanse Ana dat hij echt alleen is en ze alles kan delen wat ze wil. Hij kan haar wel opvreten. Roel kan zijn lachen bijna niet inhouden en zijn concentratie om de belastingaangiften voor te bereiden leidt eronder, ook ik kan mijn aandacht er maar moeilijk bijhouden.
Kinderen in het Djali dorp

De volgende 1,5 dag gaan we met een lange ruk terug naar Banjul. We handelen alvast de formaliteiten af voor het weekend begint.  Op de kade spontaan 2 jonge mannen die helpen met aanleggen, water tanken, diesel halen, op de boot letten etc. Nog een laatste keer naar de kleurrijke markt waar horen, zien en ruiken je vergaat. De taxi die ons terugbrengt met alle boodschappen mag het terrein niet op. De chauffeur is boos op zoveel bureaucratie en zegt tegen ons: "Maak je geen zorgen het komt goed" . Hij stapelt 6x1,5 liter water, een tray met 24 blikjes cola en 12 pakken melk op zijn hoofd, neemt nog 6x1,5 liter water in de hand en loopt zo de halve kilometer naar de boot. Wij volgen vol ontzag met de rest van de boodschappen.

Zo komen onze jerrycans weer bij het water
Dat is ook het verhaal van onze reis door Senegal en Gambia. Prachtige natuur, heerlijk weer en wat zijn we veel leuke mensen tegengekomen. Overal zijn we geholpen, voorgesteld, ergens naar toe gebracht, werden er dingen geregeld, hadden mensen tijd voor ons. Het leven is hier anders dan in Nederland of Europa, minder strak geregeld. Dat heeft voor- en nadelen natuurlijk. Wij zijn bevoorrecht, dat realiseren we ons goed. Gewoon door in Nederland geboren te zijn, maar ook om deze reis te kunnen maken. In Nederland lijken we ook iets kwijtgeraakt. Hoe vreemd het ook lijkt maar mensen zijn hier blijer, leven meer met de dag. Wat we vooral meenemen is het vertrouwen "dat het goed komt".

zelfgemaakte xylofoons met kalebas klankkasten

maandag 11 maart 2013

Gambia, op weg naar de dierentuin - 4-10 maart

TARA dor de kantelen van het fort
Na het vertrek van Christiaan varen we in 5 dagen de Gambia rivier op. Het is even omschakelen om weer met z'n tweetjes te zijn. Het is erg stil en aan de andere kant ook weer prettig. Om niet in een dip te komen, vertrekken we meteen nadat Safon, onze aardige taxichauffeur, Christiaan is komen halen.
Het fort van James Island 

De eerste uren varen we naar James Eiland. Het ligt midden in de rivier en is afwisselend in Frans en Engels bezit geweest tot Banjul gebouwd is in 1816 om het verbod op slavenhandel te controleren voor de Engelse Kroon. De eerste Europese kennismaking met James Eiland was rond 1450 toen er een Portugees bemanningslid werd begraven. Daarna is er een fort gebouwd en in gebruik geweest als schakel in de slavenhandel. Het fort is getekend door de tijd en met behulp van o.a. het Prins Clausfonds (!) enigszins geconserveerd. Het is een bijzonder plek omdat we er helemaal alleen zijn om het eiland te verkennen. Nou ja, met uitzondering van een aardige visser die ons twee vissen komt brengen die we absoluut niet mogen betalen. Gelukkig mag ik wel wat meegeven voor zijn kinderen en daar heeft hij er 15 van. De visser heeft geen hele draad aan zijn lijf. Dan klinkt een ringtone en komt er onder het rafeltjesshirt aan een touwtje een Samsung mobiel tevoorschijn waarmee hij een gezellig gesprek voert. Er klinkt veel Toubab (witte man), dus ik denk dat wij er ook in voorkomen.
Bij het vallen van avond worden de hoge Baobabbomen ingenomen door een groep pelikanen als rustplaats. Erg mooi in de ondergaande zon.
verse vis en aardige visser

Tijdens ons tocht door Senegal en op de Gambia lees ik Roots (Wortels) van Alex Haley. Zelf een nakomeling van slavenvoorouders heeft hij zijn familiegeschiedenis beschreven tot de Gambia rivier, waar zijn betbetovergrootvader gevangen genomen werd als slaaf. Het boek maakt indruk omdat er veel herkenning is met de omgeving hier en de gebruiken die meegenomen zijn naar Amerika. Maar het is vooral een schrijnend boek over de lotgevallen van zijn familie in slaveneigendom wat me niet makkelijk loslaat. Het eind is hoopvol. Als de jonge, vrije mannen en vrouwen in de familie hun weg vinden en in enkele generaties door ondernemen en scholing een goede toekomst weten te realiseren voor zichzelf en hun kinderen. Roel leest over Congo en "Wat is de Wat" over een kindsoldaat in Zuid Soedan. Wat kunnen mensen elkaar veel leed aandoen!

Ik heb alle tijd om te lezen en na te denken want ik vind de eerste dagen tamelijk saai. We varen urenlang op de motor over een brede rivier met aan beide zijden hoge mangrovebossen. Als er wind is hebben we die pal tegen, dus dat is alleen hoopvol voor de terugreis. De hele route komen we geen (zeil)boten tegen, alleen vissers in uitgeholde kano's met lange drijfnetten, plasticflessen als drijvers en lege jerrycans als eindmarkering. Samen met het saaie vaarwater vraagt het aardig wat discipline om steeds op te letten. Het gaat gelukkig iedere keer goed, pff, soms ook maar net!
wasachtige bloemen

Het varen hier doet me denken aan de keer dat we, jaren geleden, van Budapest naar de Wenen gevaren zijn in een draagveugelboot. Dat klonk ook zo romantisch, maar wat was het saai! Toen hadden we een vriend bij ons die balletje balletje speelde en iedereen kostelijk vermaakte, nu moeten we het zelf doen.
De avonden en nachten zijn wel erg mooi. De sterrenhemel ongelofelijk, heel stil en rond zonsopgang en zonsondergang de vogels. We liggen een nacht in de sprookjesachtige Mandorikreek. De kreek zonder naam verderop komt ons op een nachtelijk avontuur te staan als blijkt dat het anker niet houdt in de blubber op de vloedstroom en wij de mangrovebossen indrijven. De takken breken krakend en het duurt even voor we de boel weer drijvend hebben in het maanlicht.
De kinderen van Kemoto point in het voormalige hotel

De verre neven en nichten van Alex Haley leven hier nog aan de rand van rivier. Iedere dag komen we wel langs een dorpje waar we even aan wal gaan. In tegenstelling tot Senegal, waar veel bewoners Frans spreken (en dus naar school geweest zijn) komen we hier in de dorpjes maar een enkeling tegen die een beetje Engels spreekt. Maar Engels of niet, altijd staat er iemand aan de kant om ons te verwelkomen en het dorp rond te leiden. Soms ook wel 100 of meer kinderen en dat is tamelijk overweldigend. We bezoeken een school in een dorpje waar ooit een groot Neckermann hotel was, wat nu verlaten aan de rand van de rivier staat. Het is een arm dorp sinds het vertrek van de gasten. Het schoolhoofd poetst met een kopje zoet water zijn motor met veel zorg af als wij het terrein opkomen. Hij laat de gebouwen zien en ook zijn kantoor. Daar liggen keurig naast elkaar het schoollogboek, kasboek en gastenboek, misschien iso gecertificeerd? Wij mogen wat in het gastenboek schrijven. Een pen heeft hij helaas niet, dus hij is blij als wij de onze achterlaten. De school gebouwen zien er redelijk goed uit, maar de inventaris is bedroevend en leermiddelen ontbreken. Aan een slinger hangen Engelse woordjes. Het bord ziet er verzorgd uit, met onder andere datum dag en programma. Ook zijn er lijstjes met namen van leerlingen. Ouders moeten 5 Daliasi (12 cent) per maand per kind betalen en zelf leermiddelen aanschaffen. Voor de meeste grote gezinnen is dat teveel. De kinderen gaan dus niet naar school, alleen de oudsten of slimste jongens. Al het onderwijs is in het Engels. De kinderen moeten dus eerst een vreemde taal leren spreken en schrijven (die ze om zich heen niet horen) voor ze goed en wel aan onderwijs kunnen beginnen. Ook dat lijkt mij al een erom struikelblok. De hoofdonderwijzer beaamt dit en vertelt dat er sinds kort op een paar scholen in het land geëxperimenteerd wordt met onderwijs in eigen taal, maar dat het nog maar in de kinderschoenen staat. En dan nog de uitdaging van alle verschillende talen die er gesproken worden in Gambia.
Uitgeholde boomstamkano met daarachter de netten

Voor de kinderen is ons bezoek een belevenis en het is jammer dat we niet met hen kunnen praten. Natuurlijk vragen ze ook om van alles en we hebben spijt dat we niet nog veel meer schriftjes, potloden en voetballen meegenomen hebben voor de scholen. Alle kinderen iets geven is onbegonnen werk. Wat moet er van het land komen als de kinderen niet naar school gaan? In Banjul hebben we overal grote kazernes gezien voor het jonge leger van Gambia, maar zou het niet meer opleveren als de kinderen naar school gingen? Dit zijn de vragen die we niet kunnen stellen en waarop we denk ik ook geen antwoord krijgen. De mensen lijken hier te leven zoals het leven loopt, en veel invloed hebben ze niet. Tenzij er, zoals in het dorpje Gunjur wat we eerder bezochten, mensen zijn die langdurig en mét de bewoners plannen maken en uitvoeren. Maar ook in Gunjur werd het land met de groenteveldjes -waar net putten gegraven en verstevigd waren- gevorderd door de regering. Op een ander stuk moest opnieuw begonnen worden. Bezwaarprocedures voor de bewoners kennen ze echt niet.

Hoge mangrovebossen langs de oever van de Gambia
De mensen die we ontmoeten zijn vriendelijk, soms verlegen, soms erg enthousiast. We krijgen wat meer zicht op de prijzen voor eten en dat maakt het ook prettiger om op de marktjes van hen te kopen. Anders dan in Banjul, vragen ze hier normale bedragen zodat we niet steeds hoeven af te dingen. Het gaat dan ook in een prettige sfeer. Vis kopen we ook van de vissers. Natuurlijk betalen we vast meer dan de lokale bevolking, ik kan ze geen ongelijk geven.
Grappig detail vinden wij ook dat er hier twee grote telefoonmaatschappijen zijn die ieder een eigen net erop nahouden en niet met elkaar kunnen (willen) laten bellen. Veel mensen hebben hier dus niet één maar twéé mobieltjes en twee nummers! Wij hebben alleen maar een Africell nummer, dat gaat dus niet altijd goed. We kunnen er wel mee bellen, maar hebben weer geen toegang tot 3g. Daarvoor moeten we weer een andere chip en/of dongel kopen van Qcell, de derde maatschappij. Die hebben we nog niet gevonden buiten Banjul.
De eerste palmen en rijstveldjes: we komen op zoet water

Na Farafenni, 95 mijl rivier op, komen we in het gedeelte van de rivier waar er allengs meer zoet water is. Na enkele mijlen verandert ook de omgeving: er komen palmen en andere soorten bomen. Aanpalend aan de rivier zien we ook rijstveldjes komen. Het ziet er groener en gevarieerder uit. Ook de dorpen zijn duidelijk welvarender. Onze verste plaats is Kuntaur, zo'n 135 mijl de rivier op. Van hieruit gaan we morgen het Gambia Nationaal park in.


En ook de was kan in de rivier, hier een zijtak van de
Gambia


----------
radio email processed by SailMail
for information see: http://www.sailmail.com

maandag 4 maart 2013

Partir c'est mourir un peu - Banjul 3 maart


Laatste groet van Christiaan in Lamin Lodge
Zo voel ik het wel een beetje nu het mijn laatste dag is op de Tara. Niet alleen dat het het einde is van een bijzondere vakantie, maar bij mij kwamen er ook een heleboel goede en soms minder goede herinneringen boven uit de tijd dat ik hier werkte. Een nostalgische blik op het verleden is me niet vreemd en ja, ook wel een beetje jaloezie op het leven en werken in Afrika.
Aan het begin van mijn drie weken als opstapper voor het gedeelte Senegal/Gambia heb ik een stukje geschreven en Jacomine vindt dat ik dat op het einde ook maar moet doen.

Op pad met Momon, 2e van links
Ik had als laatste iets verteld over een avondje uit eten bij Momon. De volgende dag zijn we met hem en zijn piroque het mangroven gebied in geweest Dat is het gedeelte van de rivier aan de kust waar het tij zorgt voor heel speciale struiken en bomen die in het zoute water groeien en bovenop hun wortels staan. We zouden er veel bijzondere vogels zien, maar die hadden die dag vrij genomen. Momon spreekt met ons over zijn businessplan voor No Stress. Het komt niet bij hem op dat wie er komen eten en slapen daar ook een plaats in hebben. Maar goed, zonder optimisme kom je nergens.
In gesprek met Jo van Gunjur Project, wat een doorzetters

Trots op de school gebouwd door Rotterdamse jongeren

Onderweg in Mar lodge eten we heerlijk bij een restaurantje gerund door een Zwitser, de volgende plaats waar we een paar dagen ankeren is Toubacouta. De ankerplaats is voor een werkelijk prachtig hotel Keur Saloum, gerund door Belgen. Hier in Gambia gaan we in Gunjur naar een project van een school van Jacomine in Rotterdam. Dat gaat via twee zeer bijzondere lodges. Een eco-lodge voor voornamelijk vogelliefhebbers, de andere lodge voor groepen waarvan veel mensen een beperking hebben. Alle twee de lodges worden door Engelsen gerund. In dit gedeelte van Afrika zijn er jammer genoeg nog nauwelijks lokale mensen die dit soort zaken kunnen managen. Dat was 35 jaar geleden toen ik hier voor het eerst kwam ook zo. Wat wel veranderd is, en dat zien we vooral bij de laatste twee lodges, is de zorg voor de omgeving. Niet alleen de natuur door het gebruik van zonne-energie, milieu vriendelijke toiletten maar ook door samenwerking met de dorpen in de buurt. Die worden geholpen met het bouwen van scholen en een eerste hulp post.


water tanken bij Lamin Lodge, Banjul

Banjul, de hoofdstad van Gambia waar we inklaren, is zo'n verhaal over hoe heet het was en hoe veel we over het haventerrein gelopen hebben. Eigenlijk meer sjokken in de hitte en ik soms op een sukkeldrafje achter de lange benen van Roel aan, om ons te melden bij de douane, immigratie en de havenmeester. Dat alles natuurlijk in de juiste volgorde.
De chef van de douane stuurt iemand met ons mee om aan boord te gaan. Die man krijgt het spaans benauwd als hij het bijbootje van de Tara ziet. Ik zeg dat ik er al twee keer uitgevallen ben om hem te overtuigen dat aan boord gaan en kijken naar de boot vanaf de kade eigenlijk hetzelfde is, maar daar trapt hij niet in. Na een op niets gebaseerde garantie van Roel dat het goedkomt onderneemt hij de tocht. Bij de aanblik van Jacomine aan boord smelt hij en is alles in orde. Jammer voor hem levert de terugtocht hem toch een nat pak op van het spatwater. Hij had van te voren gezegd dat wij een mobieltje moesten betalen als hij in het water viel, maar de vergoeding voor een nat pak blijft gelukkig achterwege.
Mosselen oogsten aan de wortels van de bomen: zwaar werk

Immigratie, no problem! Vooral toen ik op de vraag of ik al eerder in Gambia geweest was zei dat dat voor mij 35 jaar geleden is. Ik ben dus van voordat de immigratie meneer geboren is en dat is zeer oud en geeft een hoop respect en voordelen. Zo hoef ik niet eerst terug naar Banjul voor nóg een stempel als ik morgen vertrek. De kosten van de immigratie – de douane is gratis – laat ons wel de bodem van de scheepskas zien en daarom gaan Roel en ik "even" geld wisselen omdat de havenmeester de duurste van de drie autoriteiten is. Als goed econoom hebben we natuurlijk geen euro's bij ons want die kun je op tien meter van de haven wisselen en heb ik geen creditkaarten bij me. Ik ben per slot van rekening niet het opperhoofd van de kas. Roel zijn onduidelijke ABN/AMRO/Maestro werkt "al" bij de tiende bank en ja toen was de havenmeester al naar huis. We mogen wel weg, maar moeten de volgende dag op Casual Friday alles afmaken, dat casual is nog meer casual dan anders. De gemiddeld drie schepen per week, twee vrachtboten en een cruiser leert het op het schoolbord bijgehouden schema ons, komen gelukkig niet op deze vrijdag aan. Na uren met vriendelijke lieden op andere vriendelijke lieden wachten voor het begeerde stempel kan Roel zich verenigen met Jacomine en mij op de markt waar wij in de tussentijd inkopen doen.
weelderige natuur

Ach ja, voor Afrika moet je tijd hebben anders wordt je er gillend gek. Je haat het of het komt, zoals bij mij, in je bloed en dan laat het je nooit meer los.
Christiaan

grijze aapjes bij Lamin Lodge
Past nét: meetlat in school Gunjur


De inventaris van de 1e hulppost in Gunjur: klein beginnen

vrijdag 1 maart 2013

Saloum delta - 22-28 februari

Bezoek in Mar Lodg van de jongens uit het dorp
Christiaan kan lekker koken, wat een luxe!
De Saloum delta in Senegal is een prachtig vaargebied, waarin drie rivieren samen komen: de Saloum, de Diomboss en de Bandiala. Het is een enorm gebied, misschien wel zo groot als half Nederland, er zijn geen vaarkaarten en Google Earth toont vooral water. De lokale bevolking weet waar ze varen en hebben boten met weinig diepgang. Gelukkig voor ons is er een pilot van West Afrika met daarin een aantal bevaarbare kreken en een route erdoor heen waarmee je weer op open zee komt. We zwerven dagen door het labyrint van vaarwegen, maar voor ons is er slechts één route waar we voldoende diepgang hebben.
Vanaf Dionouar varen we een stukje terug langs de oceaaningang bij Difere naar Mar Lodg. Deze kreek staat niet op de kaart noch in de pilot. Bernard en Claudia, een Zwitsers stel die we hebben leren kennen in Dakar, varen voor ons uit met de Margna. Het is een Ovni met een ophaalbare kiel en voor hun schip is deze hele delta een luilekkerland. Wij lopen toch een paar keer vast, maar met opgaand tij is dat niet zo'n probleem. Een Senegalees stapt over van een langsvarende catamaran om heel aardig de weg te wijzen, maar enig gevoel voor diepgang heeft hij blijkbaar niet. We lopen zo vast dat we even denken dat dit het wordt voor de nacht, maar gelukkig lukt achteruit nog net om los te komen en met hulp van de Margna vinden we een eind terug een doorgangetje naar de diepere kant van het water.

Bemanning van Margna en Tara met opstappers
Het is gezellig met de twee bemanningen en we blijven een paar dagen in Mar Lodg. Een klein dorpje in het hart van de mooie rustige kreek met aan de rand enkele campements met kleine bungalows en een hotelletje. Met de piroque "bus" gaan we naar het nabijgelegen Nandangan, een zandbak dorpje, maar wel met een echte verharde winkelstraat. We zien wel 3 zaken met ijzerwaren en huishoudelijke artikelen, een drogist, een kruidenier en talloze kleine onduidelijke winkeltjes, meestal voor telefoonkaarten. Het is een leuke sfeer, maar ook flink warm. Lunch in een tentrestaurant brengt uitkomst.

De "bus"piroque naar Nandangan

Mar Lodg is een van de weinige dorpen in Senegal waar naast Moslims ook een Katholieke gemeenschap is. Op zondag wonen wij er de Missa Tamtam bij. Een Katholieke mis, de structuur is duidelijk te herkennen, met lokale (christelijke) muziek erg mooi gezongen door een koor en de vrouwen in de kerk. Het is voor het eerst dat ik een kerkdienst bijwoon in een overvolle kerk waar het aantal kinderen groter is dan de volwassenen. Iedereen is zondags gekleed, vooral shirts met de favoriete speler van Barca of Real zijn populair en de dienst wordt tweetalig geleid in Wolof, de plaatselijke taal, en Frans.
Na de dienst nemen we afscheid van de Margna. zij blijven nog een week in Mar Lodg. Ze zijn in de ban van Senegal en besluiten om er nog een jaar aan vast te knopen voor zij oversteken naar Brazilië.
De tocht door de delta is geweldig. Het is moeilijk te vangen in woorden of foto's. We varen door rivieren en kreken met daarom heen mangrove bossen. De foto's lijken dus allemaal op elkaar. We zien zoveel vogels. Reigers in alle soorten, rovers waaronder arends, aalscholvers en nog talloze andere vogels. De combinatie van het zonder kaart varen met slechts summiere aanwijzingen door een gebied waar je nauwelijks mensen ziet is zo bijzonder. De natuur, zonsopkomst en -ondergang, de helder maanverlichte avonden, heerlijk zonnig weer, de geluiden van de vogels en zwemmen in de rivier.
vissen op de  rivier bij Toubacouta

In Toubacouta worden we door een visser/gids door een smal vaarwatertje geloodst en ankeren we voor de mooie Lodge Keur Saloum waar hij werkt. Natuurlijk mogen we gebruik maken van hun steiger en ze zijn erg vriendelijk. Het is hoogseizoen, maar het aantal gasten is er bedroevend laag. Jammer! We gaan vissen met Sekou, een lokale visser/gids. Wij met 3 luxe hengels en hij met een lijntje met een haakje. De vangst is beperkt tot ondermaats en oneetbaar spul. Gelukkig staat de visser/gids zijn gevangen Parrotvis aan het eind van ochtend aan ons af, zodat we toch nog een vismaal hebben. Later op de dag gaan we met Carlos vogels kijken buiten het dorp. Hij is geweldig en laat ons zoveel vogels zien dat het ons duizelt, vooral door het gemak waarmee hij de vogels van grote afstand herkent – inclusief het geslacht - en hij de namen weet in wisselend Frans, Engels, Spaans, Wolof en Latijn. Volgens de zeer bedreven Engelse vogelkijkers die meegaan, is dit de beste vogelgids die ze ooit gehad hebben in Afrika. Wat een geluk voor ons!
Escagots de Mer kopen, vers uit het zand


In Toubacouta komen we ook Moussa weer tegen uit Dionouar. We worden begroet als oude vrienden. Ook dat maakt de tocht bijzonder: de mensen zijn zo open en aardig.
Nog één nacht ankeren we in Senegal aan het eind van de Bandiala rivier, een visarend vliegt over, de maan is helder. Wat zijn we blij dat we deze route genomen hebben, wat een prachtig gebied en fijne mensen.
Morgen wacht de Gambia rivier, wat zal dat ons brengen?

----------
radio email processed by SailMail
for information see: http://www.sailmail.com