maandag 30 december 2019

Engelen en Condors in Zion Park - oktober

Het blog loopt achter, maar de tijd niet! Een heel goed 2020 gewenst, ruimte, gezondheid en wind in de rug...
en...jullie hebben nog een staartje van de auto trip door 'ons' stukje van de VS tegoed. Ik neem mij voor mijn blog leven te beteren ;-)

Van Bryce Canyon is het maar een paar uur rijden naar Zion National Park, nummer drie op de lijst van meest populaire parken in de US. Het is eigenlijk een vrij klein park, een spleet in de hoogvlaktes waar ook Bryce deel van uitmaakt. In de verste hoek van de kloof stroomt de Virgin rivier naar beneden. De rotsen zijn daar zo hard dat de rivier een smalle spleet gevormd heeft van 800 meter diep waarna de rivier uitmondt in de vallei van Zion. De rotsen links en rechts van de vallei zijn wit en rood en hebben de meest mooie vormen. 
Mukuntuweap noemen de lokale Paiute indianen het, een vruchtbare en heilige plek. Toen de mormonen zich hier vestigden rond 1850 dachten ze aangekomen te zijn in het beloofde land, zo mooi, groen en vruchtbaar was het en ze noemden het Zion. Ook de rotsformaties kregen Bijbelse namen. De Virgin rivier, die leven brengt in de vallei, bleek alleen een onbetrouwbare bondgenoot voor boeren. Door de manier waarop het land gevormd is, kan regenval in de wijde omgeving zorgen voor een pijlsnelle, metershoge vloed. De rivier sleurt dan alles mee in haar pad. Het aantal Mormonen nam af en de betekenis van Zion voor de toerist nam na 1900 langzaam toe. In een groot werkgelegenheids-project in 1930 werd aan de oost kant een lange tunnel gemaakt door de bergen die een aansluiting mogelijk maakt naar de wegen daar, Zion was nu van twee kanten bereikbaar.

Wij komen uit het oosten en na grasvlaktes met een kudde Bizons kronkelt de weg langzaam tussen de bergen door. En wat een vreemde bergen! Ze zijn spierwit en het lijkt of iemand er met een liniaal een ruitjes patroon op heeft getekend. We zien versteende duinen uit van miljoenen jaar geleden. De kruisende winden legden het zand neer in verschillende richtingen, water trok de verticale lijnen en wij zien een bijzonder natuurfenomeen. Dat doen we vanuit de file en het is hier erg warm in vergelijking met Bryce. Snel eruit voor de eerste wandeling, het canyon overlook trail. Een korte, maar wel met een prachtig uitzicht op deze kant van he park. We klauteren over rotsblokken en ruwe stenen trappen naar boven. Aan de linkerkant zien we de auto's de kilometerslange tunnel in verdwijnen en diep beneden ons er weer uitkomen, waar ze als mieren achter elkaar aan rijden. Het zou zomaar kunnen dat de National Parks ooit aan hun eigen succes ten onder gaan, teveel mensen op te weinig natuur. De camping is prima en in de vallei biedt een uitstekende busservice om de 10 minuten een aansluiting, auto's moet je hier thuislaten. De ondergaande zon is prachtig op de rotswanden, de dagtoeristen zijn naar huis, het kampvuur brandt en 's nachts horen we huilende coyotes langs de rivier trekken op zoek naar voedsel.
Zion heeft twee wandelingen die boven aan ieders lijstje staan. The Narrows, waar je in de rivier stroomopwaarts loopt door het smalle pad wat ze uitgesleten heeft. Links en rechts torenhoge gladde stenen wanden. De andere super wandeling is Angels Landing, een pad zigzagt naar boven en het laatste deel loop je langs kettingen over een smalle “brug” met aan weerszijden honderden meters afgrond naar een klein plateau van waaruit je rondom zicht hebt op de vallei.
Het water in de rivier is rond de 8 ºC, de wandeling duurt rond de 5 uur, mmm. Zo stoer zijn we echt niet, maar de verhuur outdoor winkel biedt uitkomst. Gewapend met neopreen schoenen, een waterdichte tuinbroek en een lange stok staan we 's morgens vroeg klaar bij de bus. Iedere keer dat we de vallei doorrijden met de bus zien we nieuwe dingen, herten, vogels, bergbeklimmers, na een keer of 10 kunnen we zelfs het geluidsbandje dromen, maar het uitzicht op de rotsformaties zelf blijft onveranderlijk spectaculair.
De Narrows delen we met een paar voege vogels, de meeste bezoekers lopen trouwens toch niet verder dan een paar honderd meter in de rivier voor ze omdraaien. Aan het begin zien we een soort hangende tuinen die zich vastgeklampt hebben aan de rotsen. Sierlijke varens en ander teer groen. Snel daarna worden de wanden glad en loodrecht. Het is een bijzondere en pittige wandeling omdat we steeds tegen de stroom inlopen over grind en gladde stenen onder water. Soms enkel diep soms bijna tot het middel, de lange stok bewijst ons goede diensten om het evenwicht te bewaren. Op een paar plekken schijnt de zon de smalle spleet in tussen de rotsen, een prachtig schouwspel. We keren na een paar uur om als het water niveau boven de rand van mijn broek dreigt te komen. 
Stroomafwaarts loopt nu zo ontspannen. Ik heb zelfs tijd om vogels te kijken en ben helemaal blij als ik een waterspreeuw (American Dipper) zie die half onderwater op zoek is naar eten. Zo'n grappig gezicht. In de bus vertelt de buschauffeur dat er bij “de grote bocht” een echtpaar Californische Condors hun jong heeft uitgebroed, ik kijk al weken uit naar de condor en ze zitten hier op een randje! Omgekleed, opgewarmd en met verrekijker ga ik terug. Een vrijwilliger houdt iedere dag vanaf de busstop de wacht over het jong aan de overkant van de rivier. De condors waren 1987 bijna uitgestorven, door een broedprogramma met de laatste 22 exemplaren leven er nu weer enkele tientallen in het wild. Dit condor echtpaar in Zion heeft al twee keer eerder een jong gehad, beiden keren is het neergestort bij de eerste vliegpogingen. Het (derde) jong heeft de eerste keer vliegen overleefd, maar het blijft een kritieke fase in zijn of haar leven. 
Het is al laat in de middag en ik kan nog net moeder en jong naast elkaar zien zitten op het randje hoog in de rotsen, ver bij de coyotes vandaan. Het is steenkoud bij de busstop en ik heb bewondering voor de vrijwilligster die hier de hele dag gestaan heeft met de telescoop om bezoekers mee te laten genieten van dit schouwspel. Ze blijven dat doen tot het jong uitgevlogen is en kan cirkelen, al wordt het daarna nog maanden ondersteunt door de ouders met voedsel.
Zonsondergang, maan en coyotes, zonsopkomst met tere kleuren en een vroege wandeling vanaf de camping door een kloof naar boven. We lopen letterlijk door verschillende klimaten, met steeds andere planten, struiken en bloemen. Het is heerlijk weer om te lopen en een wandeling die in geen enkele top voorkomt heeft ook voordelen merken we, de rust straalt er vanaf.
Nu dan Angels Landing? Ik heb een Youtube-fimpje bekeken als voorbereiding, misschien had ik dat beter niet kunnen doen. De wandeling naar boven is geen enkel probleem, de conditie is prima. Maar bij de ketting gaat mijn lijf in verzet, “ben je gek”, “heb je wel gezien hoe smal het pad, hoe diep de afgrond” klinkt het in mijn hoofd. Ik ga toch een stukje verder naar boven, maar als Roel over het randje klimt laat ik mij weer naar beneden glijden. Scout uitkijkpunt is voor mij ver genoeg, ook mooi uitzicht toch? Roel loopt ook niet helemaal naar Angels Landing, het is erg druk op het één richting stukje en hij wil mij niet zo lang laten wachten. Ik heb natuurlijk toch spijt dat ik niet verder gekomen ben, maar voor hoogtes zal ik moeten oefenen, daar ben ik nu wel achter. Zelfs fit en sterk wil niet zeggen dat het stemmetje in mijn hoofd mijn spieren niet kan verslappen en mijn hart op hol doet slaan.

De volgende dag, na het opbreken van de tent, ga ik nog een keer terug om de Condors te zien. Ze zitten nu alle drie op het randje en jong krijgt vleugel training, keer op keer wappert hij op het randje met zijn enorme vleugels. Pa en moe stappen wat heen en weer om hun kind. Hoe zouden ze hun jong toespreken? Moeder vliegt naar een rots verderop, “kijk zo moet dat”. Maar ik krijg het vliegende jong niet te zien, hij of zij oefent nog even verder. Een verstandig dier, want het leeft nu, maanden later, nog steeds. De grootste vogel van Noord Amerika, een spanwijdte van 3 meter, bijna verdwenen van de aarde, wat een buitenkans om die in het wild te zien! Roel heeft de krant uit als ik terugkom. We stappen in op weg naar het volgende avontuur: Las Vegas, here we come!









 














donderdag 28 november 2019

Hoodoos en sprookjes in Bryce Canyon - oktober


De Grand Canyon blijft ons nog lang nabij, we rijden twee halve dagen langs de kloof om naar het volgende park te gaan, alleen dat geeft al een indruk hoe uitgestrekt dit gebied is. We overnachten in Moenkopi in Navajo en Hopi indianen gebied en realiseren ons nu pas dat het een dimensie is waar we weinig van weten. Ons reisschema voorziet niet in culturele tours, dus dat blijft op het verlanglijstje staan. Ik kan me altijd erg verheugen op een nachtje in een hotel, een douche voor jezelf en grote hagelwitte handdoeken zijn verrukkelijk. Het overnachten zelf is minder. De kamers ruiken naar spuitbussen die vast opschriften hebben als “frisse morgen”maar ik vermoed dat de maker nog nooit 's morgens vroeg buiten is geweest. Het is er warm, de ramen kunnen niet open en de airco maakt een brommend geluid. Het bed is zo dik dat ik niet met mijn voeten bij de grond kom, maar geef mij maar een luchtbed in een tentje met maan en uil.
De tweede dag steken we de Grand Canyon over bij de Glen Canyon stuwdam en gaan we in de richting van Bryce Canyon. Eigenlijk is het geen kloof maar met 2900 meter het hoogste punt van de Grand Staircase Escalante. Ooit was hier een immens groot plateau wat door de beweging van de continenten opgedrukt is en in stukken uiteen gebroken. De Staircase oftewel trap is een gedeelte van die gebroken plaat wat langzaam opgedrukt is en in verschillende lagen zichtbaar is als je urenlang naar boven rijdt. Deze lagen zijn allemaal jonger dan de lagen die we in de Grand Canyon zagen en verschillend van kleur. We passeren de Chocolate Cliffs die eruit zien als poten van enorme olifanten, de Vermillion Cliffs in stralende rode kleuren, de White Cliffs waar het gesteente lijkt op gerezen oliebollendeeg, ronde vormen met luchtbellen en donkere “krenten”, de Grey Cliffs en dan uiteindelijk het prachtige roze gesteente van de Bryce Canyon. 
De camping ligt in het bos op het plateau en de tent is snel opgezet, maar hier zie je niets van Bryce dus we rijden de 18 mijl scenic drive naar het uiterste puntje van het park met uitkijkpunten onderweg. We kijken kilometers ver weg over de traptreden waar we eerder reden. Aan de andere kant zijn vergelijkbare plateaus van de oorspronkelijke vlakte. De kleuren van het gesteente zijn erg mooi en ieder uitkijkpunt heeft weer een andere hoek. Op het eindpunt lopen we de Bristle Cone wandeling. Sinds ons bezoek aan de Giant Sequoia's ben ik al op zoek naar deze bomen, het zijn de oudsten op de hele wereld, enkele Bristle Cones in Californië zijn 5000 jaar oud! Het is een heel gezoek, want onwillekeurig zoek ik naar een boom die de schoonheid van de sequoia's overtreft en het blijkt lastig om deze overlevingskampioen te zien in het gehavende, gedraaide, stakerige boompje dat we vinden op de rand van de klif. 
Later zien we er meer en de schoonheid zit duidelijk meer in het aanpassingsvermogen en de overlevingsdrang van deze boom dan in uiterlijk. Nu groeit hij ook op plekken waar niet veel andere schepsels het volhouden, hoog, droog, extreem koud/warm en rotsige bodem dus schoonheid is ondergeschikt. De Bristle Cone die we hier zien is 'maar' geschat op 1600 jaar oud, een jeugdig type.

Op de terugweg gaan we naar Sunsetpoint, om het amfitheater te zien, het hart van Bryce Canyon.
Onze eerste blik in het amfitheater is ongelofelijk. Het is een halfronde uitsparing in de rand met duizenden “standbeelden” in roze en rode steen, hoodoo's genoemd. Ze staan in kolossale rijen naast en achter achter elkaar, aflopend naar beneden. 

Het doet ons denken aan het terracotta leger in China, waar de soldaten ook allemaal verschillende gezichten hadden en zo is ook hier geen enkele hoodoo hetzelfde. De kleuren gloeien na in het late zonlicht, de schaduwen geven diepte, in het vlakke deel tussen de hoodoo's groeien enkele bomen, het is een prachtig gezicht.

Bryce Canyon was allang bekend bij de lokale indianen als een bijzondere plek, maar zijn huidige naam heeft hij gekregen door een van de eerste settlers in het gebied, scheepstimmerman Ebenezer Bryce uit Schotland. In 1850 - hij was toen 18 jaar - trouwde hij Mary Ann Park en als mormoon bekeerd werden zij uitgezonden naar Utah om nieuwe gemeenschappen te stichten. Een van de woonplaatsen was nabij Bryce Canyon in 1876, hij legde een weg aan en kwam hier om hout te halen voor zijn bouwprojecten. 
In de volksmond werd het toen Bryce's Canyon. Met zijn gezin trok hij in 1880 al weer naar de volgende plek om een nieuw dorpje te stichten. Een hard leven en toch bracht hij en Mary 12 kinderen groot. In Pine Valley staat het oudste Mormoonse kerkje in Utah, het is in 1868 door Bryce gebouwd en wordt nog steeds gebruikt. Een vruchtbaar leven.

In ieder park is wel een wandeling het hoogtepunt, zo ook hier, de Queens Garden gecombineerd met Navajo Loop. We dalen af via een zigzag weg tot we tussen de hoodoos lopen. Het is alsof we in een sprookje van duizend en één nacht rondlopen. Waar de Grand Canyon stoere kastelen en burchten had, zijn we hier beland in een een stad van verfijnde paleizen en siertuinen. Natuurlijke wachttorens en poorten openen zich voor steeds weer een nieuw paleis.
Sommige hoodoos doen mij denken aan statige hofdames met hoepel rokken. Al die rotsen slijten langzaam af, door de hoge ligging vriest het rond 200 nachten per jaar en overdag brandt de zon. Tussen de paleizen door liggen uitgestrekte, golvende zandduinen in rode, roze en gele tinten. In de vallei is schaduw en plaats om te zitten en de omgeving op ons in te laten werken. De terugweg lopen we door Wall Street, tussen indrukwekkend hoge rotsen door. In het midden staan dan toch weer bomen die er boven uit groeien, waarschijnlijk beschut door de rotsen. Als we na een paar uur weer boven op de rand komen is het druk geworden. Tourbussen ontladen hun gasten die 20 minuten op de rand mogen lopen, het parkeerterrein staat vol. Bij de tent is het stil, zoals steeds en erg prettig. 
Roel neemt een middag vrij om te lezen maar ik voel mij als Rupsje nooit genoeg in Amerika, er lonkt nog een nieuwe hapje. Ik loop een wandeling die inspannend is volgens de folder, maar Fairytale heet. Sprookjesachtig is een goede benaming en ik kom maar een paar wandelaars tegen. Iedere stap is opletten op het losse grind én genieten van de omgeving. Ik wandel door een droge rivierbedding tot bij een rotsformatie die de Towerbridge heet, de gelijkenis is treffend. Het is stil hier, het is ook fijn om even alleen te zijn, mijn eigen pad te lopen. Ik zie een Clark's Nutcracker zijn pijnboompitjes verstoppen tussen de wortels van een boom, een van de vogels waar ik naar uitkeek, dus mijn dag is weer helemaal goed. 
De zonsondergang als afsluiting valt tegen, de zon gaat onder in het bos, later op de avond nog terug voor het maanlicht, viel ook tegen, te weinig licht. Maar de natuur heeft veel te bieden, de volgende morgen met zonsopkomst is het prachtig om op de rand te staan en eerst de vlakte en daarna de hoodoos langzaam te zien kleuren in het vroege licht. Het is ook ons afscheid van Bryce, wat een fantastisch mooi park. We pakken de tent in, een kop koffie en dan gaan we afdalen op de trap naar het Zion Park, een korte rit vandaag, dus wordt vervolgd.












maandag 18 november 2019

Grand Canyon, reizen door de tijd - oktober


In plaats van de highway vol files richting Los Angeles blijven we de kustweg volgen, langer, maar sneller en veel mooier. We rijden langs stranden, kliffen, door surf paradijs Malibu en andere kleinere plaatsen. Bij Los Angeles laten we de stad rechts liggen en gaan we naar het oosten. Uren rijden we door de wildernis van de Mojave Woestijn. De namen van de afslagen naar grindwegen beginnen allemaal met “water” of “bron”, de enige reden om een omweg te maken of een huis te bouwen. De schaal van dit landschap is echt ongelofelijk, ik denk dat we een afstand van Amsterdam naar midden Frankrijk rijden door deze woestijn. Grindvlaktes, bergen, zand, spaarzaam struikjes, enkele Yoshua bomen (Yucca Belliflora) en enorme Christusdoorns. De kleuren van bruin/geel/grijs/ naar rood en alle tinten ertussen. Er leeft van alles in de woestijn, planten en dieren die zich aangepast hebben aan de enorme temperatuursverschillen en langdurige droogte, maar voor mensen is het geen makkelijk gebied. We zijn blij met de airco en voldoende water in de auto.
We rijden over de nieuwe snelweg maar kruisen verschillende keren Route 66, de beroemde autoweg in de US die van Chicago naar Santa Monica aan de westkust loopt. Het was de eerste alle seizoenen autoweg dwars door de US heen en werd veel gebruikt door het vrachtverkeer. Het roept bij ons beelden op van de film Easyrider, dus we zoeken de muziek op en proberen andere “Amerika” nummers te vinden. De camping in de Needles belooft een oase met zwembad. Er staan inderdaad een paar bloeiende struiken naast het zwembad, wat ze vergeten zijn te vermelden is dat het vrachtverkeer dag en nacht doorraast op de weg naast de camping, alsof ze dwars door onze tent rijden. De zonsopgang maakt veel goed en we nemen de afslag naar route 66 voor het laatste stuk. Nu komen we pas echt in de Easyrider sfeer. Funky cafés en benzine stations, veel motorrijders en gelukkig geen vrachtverkeer meer. De rotsformaties langs de weg veranderen steeds. Soms lijken het hoge burchten, dan weer lage bergen ver weg.
De Grand Canyon komt dichterbij en de toeristenstroom ook. Buiten het park zijn motels en de gebruikelijke zaken zoals Starbucks en alle soorten hamburger tenten. In het park zelf is weinig commercie, maar wel een grote camping en een buurtsuper. We hebben voor 5 dagen een plek weten te bemachtigen en staan op een riante plek tussen de bomen, met oprijlaan, kampvuur en een picknicktafel.
De eerste middag verkennen we de rand van de Canyon, wat een bizar en bijzonder uitzicht hebben we daar! Je kijkt kilometers over een kloof die door verschillende lagen gesteente loopt en deze lagen eroderen allemaal op een andere manier. Het effect is een opeenstapeling van kilometerslange kastelen in verschillende kleuren en hier en daar een uitkijktoren die los staat van de wanden. De hoogste punten hebben namen als Shiva Temple, Tower of Set, Bright Angel Point en Wotans Trone. Links en rechts van de kloof is eindeloos vlak land van het Kaibab Plateau, 1500 meter diep de Colorado Rivier, voor ons onzichtbaar. Het is al laat in de middag, we zijn bijna alleen en lopen de tijdlijn wandeling uitgezet op de rand, 2 miljard jaar geschiedenis in steen. Iedere meter staat voor een miljoen jaar, alleen dichter bij onze geschiedenis vertragen de meters naar duizend jaar en later nog minder, anders zouden we het tijdperk “de mens” niet eens waarnemen. We lopen bijna een uur!
Het oudste gesteente in de kloof - Vishnu Basement Rock - is tussen de 1.840 en 1.680 miljoen jaar oud, nog lang niet het oudste gesteente in de wereld en toch al onvoorstelbaar. Daarna komen allerlei lagen sedimentgesteenten die afgezet zijn in de loop der tijd. In de tussentijd is ook weer gesteente verdwenen door erosie – 20 kilometer in 600 miljoen jaar – en zijn ze 1.200 miljoen jaar aardlagen kwijt tussen de bestaande lagen. Het duizelt ons en we gaan terug naar tent en kampvuur. De camping ligt op 2.100 meter hoogte, de temperaturen 's nachts liggen rond het vriespunt, maar dit keer zijn we voorbereid en slapen uitstekend.
Al een paar maanden heb ik het lopen naar de bodem van de Grand Canyon in mijn hoofd als een ver weg doel. We hebben veel gelopen, geklommen en uitgeprobeerd, maar of we er klaar voor zijn? Op een van onze wandelingen zijn we Glenn en AnneMarie tegengekomen die de Canyon al een paar keer gelopen hebben en volgens hen zijn we genoeg getraind om het te doen. Het geeft mij net een extra zetje in de rug. In San Francisco heb ik al een klein trekkers tentje gekocht, weer een obstakel minder. Het idee om met tent en toebehoren de kloof in te gaan en te slapen op een dun matje overstijgt de grenzen van Roels comfort zone, maar ik kan altijd alleen gaan. Wandelen op deze manier is pas de laatste jaren in mijn leven gekomen, ik voel me nu fit en de kans dat ik hier ooit terugkom is niet zo groot. Het voelt als nu of nooit! 
Je mag alleen naar beneden als je een kampeerplaats hebt en dat is even spannend. De eerste dag is er geen plaats, maar ik krijg wachtrij nummer 10 voor de volgende dag. Weer alles vol, nummer 5 voor de derde dag, maar ik heb niet veel hoop. In de tussentijd lopen we dag-wandelingen de kloof in. Pittig? Zeker! Mooi? Bijna onbeschrijfelijk. Er zijn maar een paar plekken waar er een verschuiving in de steenlagen zit waarop een pad gemaakt kan worden. We gaan steeds vroeg en de meeste mensen draaien na een paar honderd meter om. Op de South Kaibab afdaling komen we een groep muildieren en berijders tegen die de kloof in gaan, een van de oudste manieren van vervoer. Het lijkt mij enger dan zelf lopen. Wij lopen langs het tot Cedar Point en hebben van hier een totaal ander uitzicht dan van de rand, we zijn tussen de lagen en lopen enkele miljoenen jaren naar beneden. De tweede dag gaan we met de bus naar het meest westelijke punt, en lopen het eerste stuk van Hermits Rest, een van de eerste paden voor toeristen uit begin 1900. Pfff, dat is andere koek, was het pad gisteren een gestroomlijnd grindpad, hier zigzaggen we op rotsblokken en stenen trappen naar beneden. Het is er uitgestorven en prachtig: uitzichten op steenlagen, bloemen, cactussen en verweerde bomen. De zon doet zijn best en ondanks dat het eind oktober is, loopt de temperatuur flink op. Veel drinken en dan nog dorst hebben!

Het afdalen en stijgen gaat best goed, dus als we de derde dag bij het loket twee nachten in Indian Garden in de kloof aangeboden krijgen, besluit Roel om mee te gaan.
We lopen het Bright Angel Trail, het meest bekende pad in de kloof. Het is weekend en het is druk met alle mogelijke soorten lopers. De afdaling is prachtig! Hij slingert langs de wand naar beneden en we hebben steeds een ander uitzicht op de kloof. Onderweg zijn er een paar rustplekken met water. De Indian Garden ziet er van een afstandje uit als een tuin, in een verder dorre omgeving. Het is een vlak stukje vallei, er loopt een riviertje door en van ver zie je al het groen van de bomen en andere planten. De kleine camping ligt een beetje apart en is een rustige plek met alleen kleine tentjes. Er is water, een toilet, een picknick tafel met een dakje erboven, voorziening om je rugzak op te hangen en dierbestendige bakken om je eten in op te bergen, dus best nog luxueus ;-). Wat we niet begrijpen is waarom de zeer vriendelijke ranger bewapend is.....
Indian Garden ligt op twee derde van de kloof maar heeft een groot voordeel dat je vandaar naar Plateau Point op het Tonto Plateau kunt lopen voor een eerste klas uitzicht op de ondergaande zon. We nemen wat te drinken mee en genieten van een ongeëvenaarde lichtshow van de zon op de rotswanden. De kleuren veranderen steeds en de rode en gele tinten gloeien vol vuur. Als de zon bijna onder is komt de volle maan op in het oosten, groot en rond en verrassend snel stijgend, klinkt het magisch? Het was het voor ons in ieder geval! Die nacht verlicht de maan de tent en horen we een uil, we denken een Pygmee uil, maar zien doen we hem niet. Voor dag en dauw horen we de eerste lopers. Voor de diehards is het een uitdaging om in één dag van de zuidrand af te dalen en de noord rand weer op te klimmen, sommigen doen het heen en terug, 54 kilometer en 3.000 meter hoogteverschil binnen een dag. En wij vonden onszelf nog wel zo stoer om in drie dagen naar beneden en terug te lopen! Ieder heeft zo zijn grenzen en die te verleggen is de belangrijkste stap, dus daar zijn wij dan weer dik tevreden mee.
De tweede dag lopen we - met dagrugzak - naar de rivier en drinken wat in de Phantom Lodge verderop langs de rivier. Het is echt warm hier. Als je afdaalt in de kloof loop je door verschillende klimaten heen, met andere planten en vogels op iedere hoogte. Je kunt hier kaarten versturen die met muilezels naar boven gedragen worden, dat is grappig! De Colorado - de gekleurde - stroomt met indrukwekkende snelheid langs de oevers. Op de rivier liggen grote opblaasboten klaar om een groep toeristen mee te nemen stroomafwaarts, je kampeert dan onderweg op de oever. Sinds er een stuwdam aangelegd is in de bovenloop van de rivier is het alleen een heldere rivier geworden, al het rode steenstof blijft hangen achter de dam. De rivier hier stroomt door het keiharde zwarte Vishnu gesteente en slijt het ieder jaar een bladzijde dik af. De kloof zelf is pas 6 miljoen jaar oud, een jongeling in de geologische geschiedenis. De rivier maakt een beginnetje en erosie helpt met de rest. 
 Het kost enige moeite om een stille plek te vinden, maar de natuur is zo overweldigend dat het zelfs de aanwezige mensen overstijgt. We staan op steen wat miljarden jaren oud is en ik voel in mijn lijf dat wij een spikkeltje zijn in de geschiedenis van de aarde. Als wij ons klimaat om zeep helpen, draait de aarde er geen seconde langzamer door, miljoenen jaren later zijn wij een hobbeltje in de tijd en leven er andere soorten en stromen er andere rivieren. Heen naar Phantom Lodge en terug naar Indian Garden lopen we 17 kilometer, met een hoogteverschil van 500 meter neer en later weer op, zelfs nu in de herfst maakt de warmte het een pittige dag. We vergissen ons in het waterpunt en moeten het laatste stuk zonder water lopen. Gelukkig kunnen we in Indian Garden volop aanvullen, wat smaakt water dan heerlijk. Het riviertje loopt naast de tent, ook heerlijk voor onze warme voeten.
's Avonds zie ik een minuscuul klein schorpioentje op een muurtje, een Bark Scorpion zegt de buurman. Schattig denk ik, maar voor het blog doe ik wat nazoek werk, het blijkt de giftigste te zijn van heel Noord Amerika. Niet dodelijk en gelukkig hebben ze onze wandelschoenen overgeslagen (een favoriete plek om de nacht door te brengen) in de dagen dat we in Indian Garden zijn. De maan en de uil houden ons nog een nacht gezelschap voor we opbreken. Mijn heupen zijn een beetje beurs van de grond onder het matje waarop we slapen, maar dat is het enige ongemak geweest. De derde dag zou de zwaarste zijn, 7,5 kilometer en 900 meter stijgen met de rugzakken, maar we lopen als een speer. In drie uur, ruim voor de lunch staan we weer boven bij het trailhead. Ik vraag Roel of hij het nog eens zou doen en hij hoeft niet eens na te denken: “Zeker!”
We voelen ons alle twee geweldig, het was prachtig, indrukwekkend, ons lijf heeft het goed gedaan en het was een heel nieuwe ervaring die voor herhaling vatbaar is.