We
rijden na de Tioga pas uit de bergen een totaal ander landschap
binnen, alsof we op de maan stappen. Het is kurkdroog, heet, er
groeit bijna geen enkele boom en de stoffige gele vlaktes zijn
spaarzaam begroeid met kleine struikjes. Als eerste valt onze blik op
het Mono meer, onwerkelijk blauw in de bruingele tinten van de
omgeving. Het is een meer zonder uitgang met een hoog zout en
mineraal gehalte en ondergrondse bronnen. Die bronnen vormen
tufagesteente waar het water uitborrrelt en weer nieuwe laagjes
afzet. Sinds 1950 is het waterpeil bijna met de helft gedaald door
het aftappen van rivieren voor drinkwater en irrigatie en
verschillende versteende fonteinen steken nu boven het wateroppervlak
uit. Een beetje surrealistisch! Het meer heeft een eigen microklimaat
met dieren en planten die aangepast zijn aan het zoutgehalte. Er is
een overvloed aan kleine alkali vliegjes – de lokale indianen
maakten een eiwitrijk meel van de larven - en zoutgarnalen. Nu zijn
het vooral vogels die zich tegoed doen aan de vliegjes en garnalen.
Het lage waterpeil is wel een bedreiging voor het meer, de
concentratie zouten loopt ieder jaar op en er zijn maatregelen in de
maak om de instroom van de rivieren veilig te stellen. Lastig al die
tegengestelde belangen! Er is een wandeling uitgezet naar de Tufa
bronnen, wat een bizar landschap.
We
hebben een tip gekregen om toch vooral Bodie niet over te slaan. Het
is een van de weinige goudzoekersstadjes in deze wildwest-achtige
omgeving waar een deel van de oude houten gebouwen bewaard is
gebleven. In 1859 vond ene meneer Bodey goud aan de oppervlakte en
ontstond er een klein stadje waar goud en zilver gedolven werd. Eind
jaren 70 werd een rijke ader aangeboord en de gelukszoekers snelden
toe. Tussen 1877 en 1879 groeide het stadje uit tot een boomtown met
2000 houten gebouwen en rond de 8500 mensen. Onder die gebouwen waren
60 saloons en dance halls, want waar goud gevonden wordt, rolt het
geld. Er was een China Town voor de Chinese werkers, winkels, banken
en een school. In 1881 was de boom al weer over en een paar jaar
later was het bewonersaantal gedecimeerd.
Met nieuwe technieken ging
het delven nog wel door tot twee grote branden in 1896 en 1932 90%
van het stadje verwoesten. Het delven werd gestaakt. Wat er nog
staat geeft niettemin een indruk van het stadje en de enorme
inspanning die getroost is om alles op te bouwen en te bevoorraden.
In de verre omtrek is geen boom te bekennen en al het hout voor de
mijn en de huizen moest uit de Sierra Nevada komen. Ook voedsel moest
van ver aangevoerd worden. In de school liggen de boeken nog op de
banken en de kaart van Amerika hangt aan de muur. Sommige huizen zijn
nog ingericht met meubilair en huisraad wat is achtergelaten door
berooide families. Transport naar elders was erg duur en loonde de
moeite niet! Ook in de winkel staan de schappen vol en de
advertenties uit die tijd hangen nog. Wat een desolate omgeving, maar
de inrichting van de huisjes is dan weer opvallend verzorgd en
herkenbaar “Europees”. Behang, mooie houten ledikanten,
schilderijtjes. In het museumpje vinden we een doe het zelf cursus
voor danslessen, veel foto's, gebruiksvoorwerpen en twee lijkkoetsen
opgepoetst en wel. We lopen door de tijd van 140 jaar geleden alsof
het niets is. In de verte komt een stofwolk richting het stadje
rijden, de sfeer is compleet.
In
Bridgeport kamperen we aan de Twin Lakes. Er wordt veel gevist en ik
heb duidelijk minder met vissers dan met wandelaars. Veel bier en
BBQ, de buiken meer dan gevuld. De lokale microbrouwerij moet
natuurlijk wel bezocht worden, toch bier en we treffen er een stel
aardige vissers, zie je wel, ik moet niet zo snel oordelen! Ze komen
vanuit San Diego een paar keer per jaar hier een weekend vliegvissen.
Dat is wel 10 uur rijden enkele reis! De visser vertelt dat als hij
in het water staat, alles van hem afvalt en hij helemaal gelukkig is,
de vis gooit hij terug. Die ervaring verschilt weer niet zoveel van
wandelen. We lopen de Horsetail waterval route tot ver boven het
meer, het laatste stukje is in de Hoover Wilderness, alweer zo'n
prachtige omgeving.
Het is weekend en we komen mensen tegen die naar
de Matterhorn in de verte lopen. Nachtje slapen in de wildernis,
morgen de beklimming van het topje en dan weer terug. Ze vertellen
dat het geweldig is om zo te kamperen en proberen zoveel mogelijk van
dit soort tripjes te doen. Daarom woon je graag in Californië,
buiten is overal vlakbij. Wij kennen dit niet uit Nederland, maar
kunnen ons goed voorstellen dat je er hier veel meer ruimte voor
hebt. De wandelroutes in Yosemite alleen al waren meer dan 1200km ,
eromheen in de hele Sierra Nevada en de voetheuvels moeten dat
duizenden km zijn. Wij zijn weer helemaal tevreden met onze dagtocht
en daarna gaan we poedelen in de Bridgeport Hotspring, want douches
zijn er niet op de Park Campings.
De
ritten tussen de bestemmingen door zijn ook interessant en prachtig.
We rijden door een dunbevolkt gedeelte van het land en de natuur
verandert als we weer de bergen in rijden. We passeren Topaz, een
dorpje van niets, maar voor mij toch interessant omdat in de boeken
over Californië meerdere keren deze naam is gevallen. Na de aanval
van de Japanse luchtmacht op Pearl Harbor en de oorlog die volgde,
werden alle Japanse immigranten in de US tot gevaarlijk verklaard.
Aan de Westkust van de US woonden veel – van oorsprong - Japanners.
Ze moesten alles achterlaten en werden bijeengedreven. Vaak eerst in
plekken als een renbaan of stadion en vervolgens naar hun
concentratiekamp gebracht zoals in Topaz. Aan de oostkant van de
Sierra Nevada, in de woestijn, ontsnappen was niet mogelijk. De
omstandigheden waren er zeer zwaar en na afloop van de oorlog waren
hun bezittingen in de stad verbeurd verklaard. Niets herinnert in het dorpje meer aan deze bladzijde in de
geschiedenis, maar voor veel oudere US Japanners zal dat ongetwijfeld
anders zijn. In totaal hebben ongeveer 120.000 mensen vastgezeten,
van wie ruim 60 % Amerikaans staatsburger was.
We
rijden door een groot Indianen reservaat, nu met casino's, ook veilig
ver weg van de sappige valleien aan de andere kant van de bergen.
Een
klein stukje door Nevada, de benzine prijzen kelderen ineens met 2$
ten opzichte van onze pomp onderweg en dan door de bergen naar Lake
Tahoe. Het grootste bergmeer van de US op 1900 meter hoogte. Onze
eerste stop is South Tahoe City, wat een desillusie, tenminste als je
niet van casino's, veel auto's, overdadig eten en winkelen houdt. Het
meer valt er helemaal bij in het niet. Er is een interessante
kabelbaan, maar het weer is aan het omslaan en bewolking en
windstoten maken dat geen aantrekkelijke optie. We hebben het snel
bekeken en gaan naar de camping bij het Fallen Leaf Lake, waar we een
beschutte plek vinden tussen hoge bomen. Die nacht stormt het al
behoorlijk tussen de bomen, maar de echte storm komt de volgende dag
pas.
Voor het losbarst maken we een hele mooie wandeling naar Eagle
Lake, niet erg lang maar wel lekker klimmen. Het wordt snel donker en
voor we in North Tahoe City zijn giet het van de regen en stormt het
echt. Dit stadje is veel kleinschaliger en ligt erg mooi aan het
meer. We zoeken een leuke lunchplek met uitzicht op het meer, de
regen verandert in sneeuw en de vooruitzichten voor de nacht zijn
niet best. Dat wordt een hotelletje ;-) Het meer ziet er mooi uit,
overal witte kopjes op het water, maar het weer werkt niet mee voor
een strandwandeling. Lekker lezen en niets doen.
In
1960 waren in de Squaw Valley, net buiten Lake Tahoe, de Olympische
spelen, wat was het toen nog kleinschalig! We rijden door het
Olympisch dorp op weg naar onze volgende wandeling: de Granite Chief.
We klimmen gestaag naar boven en daar ligt verse sneeuw!
De
temperatuur is vandaag overigens heel aangenaam en de sneeuw zal nog
geen blijvertje zijn. We zien wel de bordjes “Einde Ski Piste”
dus ze verwachten meer voor de winter.
Het
weer is van slag, dus we gaan richting wijn & zon in de Napa en
Sonoma vallei. Onderweg passeren we Folsom, en luisteren naar Johnny
Cash' beroemde concert in de Folsom gevangenis uit 1968,
'jeugdsentiment', nou ja, uit onze kindertijd dan.
Wijnproeven
in de vallei is een prijzige aangelegenheid, de flessen zelf niet
minder. We herkennen vrijwel geen namen, dus kiezen op goed geluk
iets uit. De opslagcapaciteit in de tent en aan boord is minimaal,
dus we genieten vooral van de wijngaarden en het mooie heuvelachtige
landschap. Onze camping (zeer schaars goed hier) ligt tegen de
Sugarloaf Ridge aan. De eerste avond zien we voor de tent: wilde
kalkoenen, een havik, herten, eekhoorns, talloze vogels, vleermuizen,
een uil en de maan.
We kijken uit op de Red Mountain, die in de
ondergaande zon zijn naam eer aan doet. De Sugarloaf Ridge lag in de
vuurzee die twee jaar geleden het gebied teisterde en waarbij heel
veel bewoners hun huizen verloren hebben. Op de camping ziet het er
tamelijk groen uit, maar als we de volgende dag het Bald Mountain pad
lopen zien we zwartgeblakerde bomen, gelukkig leven sommigen nog. De
kale berg heeft weinig schaduw en het is erg warm in vergelijking met
de voorgaande wandelingen, dus het stijgen gaat nog steeds langzaam.
De klapper van de wandeling is een ratelslang, Roel ziet hem uit zijn
oude huid kruipen. Hij is halverwege en het lijkt erop dat de huid
eerst losraakt bij zijn kop en dan langzaam binnenstebuiten van zijn
lijf afrolt terwijl de slang eruit glijdt.
De slang is duidelijk niet
erg blij met onze belangstelling dus we houden afstand om hem niet
op te jagen, maar we kunnen het niet laten om toch te blijven kijken,
het is fascinerend. Als uiteindelijk de klus geklaard is schuifelt de
slang weg tussen de stenen en de struikjes. We nemen de huid mee voor
het bezoekerscentrum van de camping, maar eerst even zelf goed
kijken! Ieder schubje is nog te zien in de huid en ook de buitenste
laag van het oog lijkt te vervellen, in de huid is het
aaneengesloten. Wat een prachtig mechanisme, en om het zo in de
natuur mee te maken een buitenkans. We horen dat er erg veel
ratelslangen zijn in Californië, dus dat is niet zo bijzonder, maar
om het vervellen zelf te zien blijkt heel weinig voor te komen. Een
geluksdagje dus.
Lokale
wandelaars nodigen ons spontaan uit om te komen eten, en we hebben
een erg leuke avond met hen, wat een gastvrijheid. Ze raden ons de
North Sonoma Mountain aan voor een laatste wandeling. De weg erheen
gaat langs wijngaarden en met mooie vergezichten over de omgeving. In
het bos vinden we een groep Coastal Redwoods in een een oud gedeelte,
erg mooi. We hadden hier graag nog meer gelopen, maar Tara roept, of
eigenlijk de autoverhuurder die de auto terug wil.
Wat
een leuke auto trip, zoveel verschillende gebieden en we hebben er zó
veel overgeslagen, dat biedt perspectieven...
Wat een prachtige trips hebben jullie al weer gemaakt. We weten dat zeilen ook heel fijn kan zijn, maar wat wij nu lezen op het blog tart ons voorstellingsvermogen. Als jullie weer in NL zijn komt er vast weer een gelegenheid om samen te wandelen. Echter zoiets is in NL niet te vinden. Veel plezier nog daar en tot gauw. Groetjes
BeantwoordenVerwijderenHa Evert, leuk je reacties op het blog, bedankt! Het is waar dat we in Nederland andere natuur hebben. Mensen hier horen daar weer in verwondering over, leven onder zee niveau in ons handgemaakte landje. We verheugen ons weer op wandelen met jullie, ook op de Veluwe is ieder seizoen veel te zien. Tot snel!
Verwijderen