dinsdag 22 augustus 2017

Esperitu Santo Vanuatu - 8 tot 19 augustus


In drie etappes varen we van Efate via Emae en Epi naar Malekula, 118 mijl alles bij elkaar. Vooral de tocht van Emae naar Epi is heerlijk, we zeilen 30 mijl met genaker en grootzeil. De genaker komt bijna nooit uit zijn zak, te veel wind, te veel golven, de verkeerde windhoek, Saar kan niet sturen met de genaker en met z'n tweeën is 120 m² een lap van een zeil. Nu zijn we met z'n drieën en genieten we des te meer. De catamaran die voor ons uit motorzeilt geeft ons een dik compliment dat we alles onder zeil gevaren hebben, altijd leuk.
Jeroen wordt een beetje onrustig. Zijn plan om een trekking te doen op Malekula komt maar niet van de grond. Het reisbureautje wat het organiseert laat het afweten, hij krijgt geen reactie op telefoon of mails. Een boot is dan een ongelofelijk langzaam en onhandig vervoersmiddel en daarbij hebben we maar zelden telefoon verbinding en een data verbinding zelfs nog minder.

Voor ons maakt een dag meer of minder of zelfs dagen meer of minder niet zoveel uit, maar als je een terugvlucht hebt wel! Op Malekula lopen we van Sandwich Bay naar Lamap, in de Lonely Planet ziet het er goed uit met gidsen, guesthouses en dergelijke, misschien lukt het daar? Maar nee, het guesthouse is gesloten en de gids komen we niet tegen. Gelukkig wel genoeg telefoon bereik om een ticket te boeken van Luganville terug naar Port Vila. Jammer van de Big Ambas (Grote Peniskoker) en Small Ambas tribes op Malekula, we varen een nacht door naar Luganville op het eiland Esperitu Santo voor dagen met meer activiteit.

We liggen bij het Beachfront Resort en zijn daar welkom voor praktische zaken als was, vuilnis en dergelijke. Taxietjes rijden op de grote weg af en aan en we zijn zo in het centrum. Binnen de stad is het standaardtarief € 1,60. Port Vila is een wereldstad vergeleken bij Luganville, maar er is gelukkig wel wat te beleven. De Millennium Cave tour staat hoog op de lijst. Een lokaal bedrijfje (de zoon van de Chief) vanuit het dorp vlakbij de Cave organiseert een dagtour. Naast de werkgelegenheid voor de 35 chaufeurs/gidsen gaat een deel van de opbrengst weer naar de dorpen voor een school en goede watervoorziening.

De tocht is geweldig leuk. Twee uur lopen we door het oerwoud, klimmend over steile bamboe ladders, waden door de rivier de grot in, waar we zeker een half uur doorheen lopen. Om ons heen zwaluwtjes, vleermuizen en soms druipsteen formaties. Aan de andere kant klimmen we door een kloof over stenen en rotsblokken tot de rivier weer stroomt en we op ons rug 45 minuten lang genieten van de smalle kloof waar we doorheen dobberen. Weer steil omhoog en terug naar het dorp voor fruit en thee. We lopen langs de tuinen waar de bewoners hun groenten verbouwen, voor eigen gebruik, maar ook om te verkopen op de markt. Al zijn we minder dan een uur van Luganville vandaan, de tijd lijkt hier stil te staan.

Jeroen en ik duiken bij het wrak van de SS President Coolidge. Het 200 meter lange cruiseschip is in 1942 ingezet voor troepen vervoer en kwam aan bij Santo met ruim 5400 militairen aan boord. Omdat het geen marine schip was kreeg het niet de volledige haven informatie en de communicatie ging nog met vlaggen, bang als ze waren voor de Japanners. Er ontstond verwarring en het schip kwam door de verkeerde ingang tussen de eilanden naar binnen en liep op een eigen mijn. De kapitein voer het schip naar het strand, maar liep daarbij op het voorliggende koraalrif. Binnen 1,5 uur zonk het schip. Wonder boven wonder viel er maar 1 dode, maar al het materieel en meegebrachte voorraden gingen verloren, waaronder de gehele voorraad malaria en dengue medicijnen voor de Pacific troepen.

Het schip is nog in een goede staat, gegeven dat het al 75 op de zeebodem ligt. We kunnen met duikuitrusting zo van het strand in het water lopen en zo'n 50 meter zwemmen verder begint het wrak. Het schip ligt op zijn bakboords zijkant, dus alles wat we zien moeten we een kwart slag draaien in ons hoofd. Het is onze eerste wrakduik en ik ben blij dat we samen 1 instructeur hebben die het wrak van binnen en buiten kent. Ik vind het spannend, maar het blijkt bijzonder interessant te zijn. De ankerlieren zijn gigantisch, de geschutstukken en torpedo's aan dek duidelijk herkenbaar.
We zwemmen door laadruim 1 en 2, waar de trucs en rupsvoertuigen liggen te vergaan, langs de kapper waar zijn stoel nog steeds in een hoek van 90 º aan de vloer/wand hangt, door de medicijnpost waar de potjes met medicamenten nu in een stalen balk staan, maar het poeder is nog poeder en de jodium is goed herkenbaar. Langs kisten vol ammunitie waar de duikgids ons laat zien dat de kogel nog in het patroon zit. Geweren, gasmasker en helm zijn nog gedeeltelijk te zien. Het is echt een belevenis om door zo'n groot schip te zwemmen,en wij zien nog maar een fractie in twee duiken. Ons diepste punt is 33 meter en Jeroen gaat de volgende dag weer duiken naar 45 meter, om de eersteklas lounge te bezoeken. Er hangen nog kroon luchters en het beeld wat de lounge versiert zit nog aan de wand. Op verschillende plekken groeit natuurlijk koraal, scholen vissen gebruiken het wrak als schuilplaats en in een donker stuk van het ruim zien we flitslicht vissen, althans de lichtsignalen die ze uitzenden, langzaam aan zal de natuur het overnemen. Een wrak heeft ook iets dramatisch, al ging het hier alleen om materieel, in die tijd moet het een groot verlies geweest zijn.


Groot is dan ook de tegenstelling als we in de middag gaan snorkelen bij Million Dollar point. Na afloop van de Pacific Oorlog was er een enorme hoeveelheid materieel op het eiland wat niet teruggebracht werd naar de US. Op het aanbod om het te doneren aan de Frans/Engelse regering van Vanuatu werd niet gereageerd. Wat gedaan? Op de punt van het eiland is voor miljoenen dollars in zee gedumpt, vrachtwagens, hangars, vliegtuig motoren, kratten Coca Cola, noem het maar op. Met een baksteen op het gaspedaal werd het de zee ingereden. Vanaf het strand snorkel je er zo naar toe en er is veel te zien. We blijven 1,5 uur in het water om van de schroothoop, het koraal wat er op groeit en de talloze vissen die er zwemmen te genieten. Bizar wat je allemaal tegenkomt.

De laatste dag dat Jeroen er is huren we een auto en rijden naar Port Olry in het noorden. In het contract staat dat we alleen op de asfaltweg mogen rijden en die is 60 km lang. Aan benzine hebben we die dag dan ook niet veel uitgegeven. Het is de tweede asfaltweg van Vanuatu, de eerste is de 122 km lange rondweg op Efate bij Port Vila. In de Lonely Planet staat Port Olry als tweede belangrijke 'attractie' van het eiland Santo. Het heeft een mooi wit strand met azuurblauwe zee en het waait flink. Er zijn wat strand barretjes en voor de rest helemaal niets. Het geeft toeristen – zoals wij die dag – in ieder geval het gevoel dat je ergens bent geweest. Op de terugweg gaan we van de weg af (foei!) naar het Loru Conservation Area met het laatste stukje laaglandbos aan de oostkust, de rest is allemaal gekapt voor plantages. Het duurt een poosje voor we in het dorp een 'gids' gevonden hebben die ons door het bos kan loodsen.
Hij spreekt vrijwel geen Engels en mijn Bislama gaat niet verder dan "Me save toktok smalsmal Bislama" en "Nem blong me Jacomine, nem blong you?", dus dat helpt ook niet veel. We komen er zo wel achter dat zijn naam Lazarius is. Met de heen- en terugtocht wordt het een leuke 2,5 uur lange wandeling. We lopen door een stuk kokos plantage, langs graslandjes met koeien naar het jungle gedeelte. We zijn blij dat Lazarius er bij is om de weg terug te vinden en met zijn vlijmscherpe machete af en toe een tak weg te maaien, maar veel vertellen over zijn bos kan hij niet. Lazarius is duidelijk erg in verlegenheid gebracht als we moeten afrekenen, maar hij vraagt de prijs die in de gids genoemd wordt. Ik heb nog nooit iemand zo blij het pad naar het dorp in zien slaan.

In de Lonely Planet staat dat de wandeling een half uur duurt, dus onze planning, voor zover die bestond, is danig in de war. Het Nanda Blue hole om lekker te zwemmen is al dicht evenals de andere blue holes. We besluiten de dag met een drankje in een mooi restaurant met uitzicht op het Segun Kanaal, waar ook Tara ergens ligt. Ernaast zitten tal van kava barretjes met hetzelfde uitzicht, dat was misschien minder lekker maar wel interessanter geweest.

Jeroen gaat met de nodige tussenstops naar huis, we brengen hem naar het vliegveld en drinken een oploskoffie. We hebben genoten van de weken samen, we zien elkaar over een paar maanden en toch is het een beetje sip. Het is vreemd kaal aan boord. Alsof we met Jeroen ook afscheid nemen van iedereen die de afgelopen maanden bij ons was.

Nu de "vakantie" voorbij is gaat onze blik ook gelijk naar de volgende etappe, hoe komen we in Japan? Wat willen we nog doen, welke eilanden? Onze sailing permit voor Micronesia is na maanden eindelijk binnen, dus we kunnen plannen maken. We zijn weer met z'n tweeën en de boot voelt opeens ook enorm ruim.

Mochten jullie trouwens denken dat we aan het andere eind van de wereld in de rimboe zijn, dan is dat maar gedeeltelijk waar. In Luganville hebben we in de 8 dagen dat we er liggen 4 enorme cruiseboten gezien, er is een internationaal vliegveld en tal van binnenlandse vluchten die je naar ieder eiland brengen waar je maar heen wilt. Via je hotel of lokale tour organisatie is er van alles te regelen. Iedereen heeft goed door dat toeristen iets willen zien/doen en daar kan voor gezorgd worden. De prijzen zijn navenant hoog, zeker gerelateerd aan het lokale minimale uurloon van 80 eurocent. Op de markt kosten dingen niets, de standaard prijs voor een bos bananen, papaja, gember etc. is ook 80 eurocent. Vlees is relatief goedkoop (heel goede sirloin biefstuk kost € 8 per kilo), kip is duur en vissen doet iedereen zelf. In de afgelegen dorpen op de eilanden is er meer van het rimboe gevoel, maar het idee dat de mensen daar nog dagelijks met grasrokjes en peniskokers rondlopen klopt niet. Tijdens ceremonies en speciale gebeurtenissen lijkt het nog wel traditioneel te zijn, zeker in de zogenaamde kastom dorpen.

De laatste avond in Luganville gaan Roel en ik naar de Tamtam Garden Tour, waar mensen van Malekula een dorp van hun eiland nabootsen met dans en eten. Tóch nog iets van de cultuur van de Smal Ambas Clan. Het ziet er best leuk uit zo'n graspeniskoker ;-) en de tamtam drum en de enkelratels maken een goed dansritme. Interessant is het maken van zandtekeningen. Een manier om te laten weten waar je bent als je niet bij je hut bent, maar ook een ritueel. Tijdens de tekening mag je niet een keer je vinger optillen en de mannen maken prachtige schildpad, vleermuis en vissen tekeningen voor ons. We zijn daar met nog een ander stel en voor ons dansen zeker 10 mannen, 8 maken muziek en kava, er is geweldig lekker en mooi voor ons gekookt en iedereen is zó aardig. Ik hoop dat er in de toekomst meer gasten komen! Op de foto Laplap van Bananen en Kip in kokosroomsaus.

Roel heeft de weerberichten bekeken, zondag komt er wind uit west tot zuid west, erg ongebruikelijk, maar ideaal voor ons om naar Ambryn te zeilen. Heerlijk om weer uit te varen.
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten