De eerste dagen hebben we een jet lag, wakker op vreemde tijden en nog niet erg actief. We liggen samen met de Shangri la en de Donazita in een mooie beschutte baai bij het stadje Kolonia. Kolonia? Ja, dat klinkt Duits en is het ook. Pohnpei en de andere eilanden in Micronesië zijn meerdere malen van 'eigenaar' verwisseld in een bizarre roulette die wereldpolitiek heet. Magelhean voer als eerste door het gebied in 1521. Het gebied was niet van groot belang en de Spanjaarden zetten pas in 1668 een handelspost op in Guam. Duitse kooplieden kwamen in het gebied rond 1870, maar de Paus besliste in 1874 dat de Spanjaarden eerst waren. Micronesië bleef Spaans tot de Spaans Amerikaanse oorlog in 1898 een eind maakte aan het koloniale imperium. Guam en de Philippen werden geannexeerd door de US en Micronesië alsnog verkocht aan Duitsland voor 25 miljoen peseta's. In de eerste wereldoorlog had Duitsland andere zaken aan zijn hoofd en in overleg met Engeland namen Japan het beheer over de Noordelijke Mariana's, de Carolinen( o.a. Micronesië) en de Marshall eilanden over. Wat de lokale bevolking daarvan vond? Die had niets te vinden! In de tweede wereldoorlog heeft deze regio zwaar geleden in de Pacific Oorlog tussen Japan en de US. Pohnpei was het Japanse administratieve centrum en werd gebruikt voor landbouw, visserij en schelpproductie. Emigratie van Japan naar de eilanden werd actief gestimuleerd. In 1940 was de lokale bevolking nog maar 1/3 van de bewoners.
Tijdens de oorlog werden zij te werk gesteld op de plantages. Kolonia werd aan het eind van de oorlog helemaal plat gebombardeerd door de US op een restje "Spaanse muur" en een Duits kerkhof na. Na de oorlog werd Micronesië opgenomen in de Trust Territory of the Pacific uitgevoerd door de US. De enige van 11 trusteeships die aangemerkt werd als strategisch. Het betekende dat de US basis mocht neerzetten waar het wilde en nucleaire proeven mocht uitvoeren. Het strategische belang was groter dan de ontwikkeling van de eilanden of hun bewoners. Uiteindelijk werd Micronesië pas in 1978 onafhankelijk, maar in ieder geval tot 2000 met een grote financiële bijdrage van de US in ruil voor het voorrecht dat alleen zij militair toegang hebben tot het gebied . De financiële bijdrage werd vooral aangewend voor uitbreiding van de regering, hun salarissen en het ambtenaren apparaat, basale voorzieningen zijn er nog steeds weinig.
Het eerste wat ons opvalt als we naar het stadje gaan is dat we opeens in een Aziatisch aandoend land aangekomen zijn wat bewoners betreft. Klein, bruine huid, glad zwart haar en geen baarden meer. We realiseren ons nu pas hoe communicatief de mensen in Vanuatu waren. Overal waar je liep werd je aangesproken, waar kom je vandaan, waar ga je naar toe, wat ga je doen, heb je iets nodig of te handelen? In Kolonia vraagt niemand ons wat. De taxichauffeur spreekt geen Engels, maar ook op andere plaatsen is iedereen op zichzelf. Zelfs de aardige dame van het tourist information office vraagt niets. Ze vertelt me wel hoe ik respectvol om kan gaan met de bewoners en het eerste woord wat ze voor me opschrijft is Ihang: mag ik, sorry,. Daarna komen goedendag, bedankt en kunt u mij helpen. Nu ik erover nadenk is het toch tekenend voor het eiland. Wij zijn te gast en moeten ons aanpassen. Het stadje zelf is een beetje saai en troosteloos. Nieuwe gebouwen, maar alleen de staatsgebouwen zien er goed en buitenproportioneel groot uit. Een telefoon chip is in ieder geval zó geregeld, dat valt mee. Er is een supermarkt die vooral Amerikaanse producten verkoopt. We proberen de lokale markt te vinden, maar dat valt niet mee. Er zijn wat groente winkeltjes, maar ze verkopen vrijwel niets, bananen, mini limoentjes en wat kleine aubergines. In de supermarkt ligt geïmporteerde sla (verlept) en tomaten die al schimmelen als je er naar kijkt, wortels uit Californië, appels en druiven! We lunchen in een Japans restaurant waar het flink druk is. Naast ons zit een Australische die hier is om een door de EU gedoneerde medisch afvalmateriaal vernietiger aan de praat te krijgen. Het ding staat er al een jaar maar iemand kan het bedienen. Ze staan op alle grote Pacific eilanden en nu is er een opvolgactie om ze ook in gebruik te nemen. Wat gebeurt er toch veel en wat is het moeilijk om het ook te laten draaien.
Er blijkt een jaarlijkse tonijnvissers top te zijn in Pohnpei. Alle landen die vissen in de Pacific overleggen daar over te maken afspraken om duurzaam te vissen. Ik duik later met een van de deelnemers, een vrouw uit Nieuw Zeeland die toezicht houdt op de afspraken en zij vertelt me dat er 2,7 miljoen kilo tonijn gevangen is vorig jaar (hoop dat ik dit goed onthouden heb, het was een duizelingwekkend getal), 60% van de tonijn die verhandeld wordt komt hier vandaan, maar dat er nog veel vis is....de Pacific is groot! Ik hoop dat ze gelijk heeft. In de haven zagen we een enorm vissersschip netten inladen van zeker een kilometer lang, een helikopter op het voordek om de scholen op te sporen en met kleine moterboten wordt er dan een groot net om de school gevaren. Zou een vispopulatie echt zulke vistechnieken overleven?
Pohnpei is een hoog eiland en gezegend met 300 dagen per jaar regen, gelukkig niet de hele dag. Het is er groen en er zijn prachtige watervallen. Daarnaast is het dag en nacht tussen de 30 en 35 graden en vochtig, het beneemt ons de energie tot grote dingen en zelfs boodschappen doen is een klus. Gelukkig is er maar 12 uur per dag zon, zodat je 's avonds buiten kunt zitten zonder te verbranden. 's Nachts valt de meeste regen, dus de luiken blijven dicht, zeer onaangenaam om te slapen. Roel ligt voor en ik achter en we doen ons best om precies onder de ventilator te gaan liggen, als je dan niet beweegt lijkt het nog enigszins koel....
We willen toch iets zien en vroeg in de morgen laten we ons met de taxi afzetten bij het pad naar de richel van Sokeh eiland. We lopen naar boven door regenwoud en verkennen daar het achtergebleven Japanse afweergeschut wat uitkijkt over beide kanten van het eiland. In de diepte zien we onze zeilboten liggen in de baai van Kolonia en kijken uit over het grote eiland en de lagune. Ook duik ik twee keer met de lokale duikboot. De vissen zijn prachtig, ik zie weer Napoleon vissen, maar het koraal vergeleken bij Fiji is grauw. Er lijkt ook veel koraal dood te zijn. Volgens de gids komt dat door de stijging van de temperatuur van het water.
Samen met de Shangri la (Duits) en de Donazita (Frans/Pools) gaan we naar de andere kant van eiland om Nan Madol te bezoeken. Onderweg in de lagune duiken we twee keer in de Manta "straat". Het zijn leuke duiken waar we ons door de stroming mee laten nemen door de straat, maar Roel ziet al snorkelend bij de dinghy's drie manta's en en wij niet. We zijn net iets te vroeg. We ankeren in Matalanim Harbour, een prachtige baai in het zuid oosten van Pohnpei. Eind van de middag gaan we naar de Kepirohi waterval en het is echt een plaatje. Heerlijk koel om te zwemmen in het zoete water, de beste douche die we in tijden gehad hebben en voor ons zessen alleen. Al het land op het eiland is van families en als je over hun land gaat of zoals nu de waterval bezoekt in hun gebied dan betaal je aan de familie een paar dollar toegang.
De volgende ochtend gaan we op Nan Madol expeditie. Het is een "stad" gebouwd tussen 1285 en 1485 op een rif en uitkijkend over de oceaan. Om de gebouwen heen zijn sloten die het wegennetwerk vormen. Het bijzondere is dat het gebouwd is van zware basalt blokken, staven en stenen die tientallen kilometers ervandaan gevonden werden. Het zwaarste blok wordt geschat op 30 ton en het is niet duidelijk hoe die blokken vervoerd werden en uiteindelijk op de plaats van bestemming kwamen.
Het is een flink eind varen met de dinghy's en we hebben niet helemaal het goede tij. Deze dagen is er vrijwel geen hoog water, dus veel van de sloten zijn onbegaanbaar. Wel kunnen wel bij Nan Dowas komen, het tempel complex en dat is zeker indrukwekkend.
Hoge basaltmuren schermen de binnenplaatsen af. In het midden staat nog een kleiner gebouwtje, ik kan me zo voorstellen dat de priesters daar handelingen uitvoerden voor de selecte groep die naar binnen mocht gaan. Wij zijn de enigen in het complex en we gaan op zoek naar de koning om onze bijdrage te betalen. Hij is helaas naar Kolonia, een dorpsgenoot int de 3 dollar pp voor hem, maar spreekt nauwelijks Engels en kan ons niets over Nan Madol vertellen. Wat we verder zien van de eilandjes waarop gebouwen hebben gestaan is bedroevend. De mangrove neemt het over en de sloten worden niet meer onderhouden. Tussen de bomen liggen nog basaltblokken, maar er is geen vorm in te vinden. Triest want op het plattegrondje in onze gids ziet het er groots uit, zeker voor die tijd in een gebied waar mensen voornamelijk met natuurlijke planten materialen bouwden. Toen de eerste Europeanen hier kwamen was Nan Madol al verlaten, hoe en waarom blijft onduidelijk. Zonder gids hebben we het gevoel dat we maar een fractie zien van wat het is, maar toch de moeite waard. Een heerlijke 3 dollar douche in de Kepirohi waterval besluit de dag.
Via Kolonia gaan we uitklaren om richting Chuuk te gaan. Wij gaan als eersten en wachten aan de kade uren en uren op immigratie, tot het te laat is om te vertrekken. We gaan weer terug naar de ankerplaats en proberen het de volgende dag opnieuw, nu met alle drie de boten. Het gaat nu iets sneller: de havendienst, customs en als laatste komt immigratie: u hoeft hier niet uit te stempelen, dat komt pas als u Micronesië verlaat.... bureaucratie!
Tijdens de oorlog werden zij te werk gesteld op de plantages. Kolonia werd aan het eind van de oorlog helemaal plat gebombardeerd door de US op een restje "Spaanse muur" en een Duits kerkhof na. Na de oorlog werd Micronesië opgenomen in de Trust Territory of the Pacific uitgevoerd door de US. De enige van 11 trusteeships die aangemerkt werd als strategisch. Het betekende dat de US basis mocht neerzetten waar het wilde en nucleaire proeven mocht uitvoeren. Het strategische belang was groter dan de ontwikkeling van de eilanden of hun bewoners. Uiteindelijk werd Micronesië pas in 1978 onafhankelijk, maar in ieder geval tot 2000 met een grote financiële bijdrage van de US in ruil voor het voorrecht dat alleen zij militair toegang hebben tot het gebied . De financiële bijdrage werd vooral aangewend voor uitbreiding van de regering, hun salarissen en het ambtenaren apparaat, basale voorzieningen zijn er nog steeds weinig.
Het eerste wat ons opvalt als we naar het stadje gaan is dat we opeens in een Aziatisch aandoend land aangekomen zijn wat bewoners betreft. Klein, bruine huid, glad zwart haar en geen baarden meer. We realiseren ons nu pas hoe communicatief de mensen in Vanuatu waren. Overal waar je liep werd je aangesproken, waar kom je vandaan, waar ga je naar toe, wat ga je doen, heb je iets nodig of te handelen? In Kolonia vraagt niemand ons wat. De taxichauffeur spreekt geen Engels, maar ook op andere plaatsen is iedereen op zichzelf. Zelfs de aardige dame van het tourist information office vraagt niets. Ze vertelt me wel hoe ik respectvol om kan gaan met de bewoners en het eerste woord wat ze voor me opschrijft is Ihang: mag ik, sorry,. Daarna komen goedendag, bedankt en kunt u mij helpen. Nu ik erover nadenk is het toch tekenend voor het eiland. Wij zijn te gast en moeten ons aanpassen. Het stadje zelf is een beetje saai en troosteloos. Nieuwe gebouwen, maar alleen de staatsgebouwen zien er goed en buitenproportioneel groot uit. Een telefoon chip is in ieder geval zó geregeld, dat valt mee. Er is een supermarkt die vooral Amerikaanse producten verkoopt. We proberen de lokale markt te vinden, maar dat valt niet mee. Er zijn wat groente winkeltjes, maar ze verkopen vrijwel niets, bananen, mini limoentjes en wat kleine aubergines. In de supermarkt ligt geïmporteerde sla (verlept) en tomaten die al schimmelen als je er naar kijkt, wortels uit Californië, appels en druiven! We lunchen in een Japans restaurant waar het flink druk is. Naast ons zit een Australische die hier is om een door de EU gedoneerde medisch afvalmateriaal vernietiger aan de praat te krijgen. Het ding staat er al een jaar maar iemand kan het bedienen. Ze staan op alle grote Pacific eilanden en nu is er een opvolgactie om ze ook in gebruik te nemen. Wat gebeurt er toch veel en wat is het moeilijk om het ook te laten draaien.
Er blijkt een jaarlijkse tonijnvissers top te zijn in Pohnpei. Alle landen die vissen in de Pacific overleggen daar over te maken afspraken om duurzaam te vissen. Ik duik later met een van de deelnemers, een vrouw uit Nieuw Zeeland die toezicht houdt op de afspraken en zij vertelt me dat er 2,7 miljoen kilo tonijn gevangen is vorig jaar (hoop dat ik dit goed onthouden heb, het was een duizelingwekkend getal), 60% van de tonijn die verhandeld wordt komt hier vandaan, maar dat er nog veel vis is....de Pacific is groot! Ik hoop dat ze gelijk heeft. In de haven zagen we een enorm vissersschip netten inladen van zeker een kilometer lang, een helikopter op het voordek om de scholen op te sporen en met kleine moterboten wordt er dan een groot net om de school gevaren. Zou een vispopulatie echt zulke vistechnieken overleven?
Pohnpei is een hoog eiland en gezegend met 300 dagen per jaar regen, gelukkig niet de hele dag. Het is er groen en er zijn prachtige watervallen. Daarnaast is het dag en nacht tussen de 30 en 35 graden en vochtig, het beneemt ons de energie tot grote dingen en zelfs boodschappen doen is een klus. Gelukkig is er maar 12 uur per dag zon, zodat je 's avonds buiten kunt zitten zonder te verbranden. 's Nachts valt de meeste regen, dus de luiken blijven dicht, zeer onaangenaam om te slapen. Roel ligt voor en ik achter en we doen ons best om precies onder de ventilator te gaan liggen, als je dan niet beweegt lijkt het nog enigszins koel....
We willen toch iets zien en vroeg in de morgen laten we ons met de taxi afzetten bij het pad naar de richel van Sokeh eiland. We lopen naar boven door regenwoud en verkennen daar het achtergebleven Japanse afweergeschut wat uitkijkt over beide kanten van het eiland. In de diepte zien we onze zeilboten liggen in de baai van Kolonia en kijken uit over het grote eiland en de lagune. Ook duik ik twee keer met de lokale duikboot. De vissen zijn prachtig, ik zie weer Napoleon vissen, maar het koraal vergeleken bij Fiji is grauw. Er lijkt ook veel koraal dood te zijn. Volgens de gids komt dat door de stijging van de temperatuur van het water.
Samen met de Shangri la (Duits) en de Donazita (Frans/Pools) gaan we naar de andere kant van eiland om Nan Madol te bezoeken. Onderweg in de lagune duiken we twee keer in de Manta "straat". Het zijn leuke duiken waar we ons door de stroming mee laten nemen door de straat, maar Roel ziet al snorkelend bij de dinghy's drie manta's en en wij niet. We zijn net iets te vroeg. We ankeren in Matalanim Harbour, een prachtige baai in het zuid oosten van Pohnpei. Eind van de middag gaan we naar de Kepirohi waterval en het is echt een plaatje. Heerlijk koel om te zwemmen in het zoete water, de beste douche die we in tijden gehad hebben en voor ons zessen alleen. Al het land op het eiland is van families en als je over hun land gaat of zoals nu de waterval bezoekt in hun gebied dan betaal je aan de familie een paar dollar toegang.
De volgende ochtend gaan we op Nan Madol expeditie. Het is een "stad" gebouwd tussen 1285 en 1485 op een rif en uitkijkend over de oceaan. Om de gebouwen heen zijn sloten die het wegennetwerk vormen. Het bijzondere is dat het gebouwd is van zware basalt blokken, staven en stenen die tientallen kilometers ervandaan gevonden werden. Het zwaarste blok wordt geschat op 30 ton en het is niet duidelijk hoe die blokken vervoerd werden en uiteindelijk op de plaats van bestemming kwamen.
Het is een flink eind varen met de dinghy's en we hebben niet helemaal het goede tij. Deze dagen is er vrijwel geen hoog water, dus veel van de sloten zijn onbegaanbaar. Wel kunnen wel bij Nan Dowas komen, het tempel complex en dat is zeker indrukwekkend.
Hoge basaltmuren schermen de binnenplaatsen af. In het midden staat nog een kleiner gebouwtje, ik kan me zo voorstellen dat de priesters daar handelingen uitvoerden voor de selecte groep die naar binnen mocht gaan. Wij zijn de enigen in het complex en we gaan op zoek naar de koning om onze bijdrage te betalen. Hij is helaas naar Kolonia, een dorpsgenoot int de 3 dollar pp voor hem, maar spreekt nauwelijks Engels en kan ons niets over Nan Madol vertellen. Wat we verder zien van de eilandjes waarop gebouwen hebben gestaan is bedroevend. De mangrove neemt het over en de sloten worden niet meer onderhouden. Tussen de bomen liggen nog basaltblokken, maar er is geen vorm in te vinden. Triest want op het plattegrondje in onze gids ziet het er groots uit, zeker voor die tijd in een gebied waar mensen voornamelijk met natuurlijke planten materialen bouwden. Toen de eerste Europeanen hier kwamen was Nan Madol al verlaten, hoe en waarom blijft onduidelijk. Zonder gids hebben we het gevoel dat we maar een fractie zien van wat het is, maar toch de moeite waard. Een heerlijke 3 dollar douche in de Kepirohi waterval besluit de dag.
Via Kolonia gaan we uitklaren om richting Chuuk te gaan. Wij gaan als eersten en wachten aan de kade uren en uren op immigratie, tot het te laat is om te vertrekken. We gaan weer terug naar de ankerplaats en proberen het de volgende dag opnieuw, nu met alle drie de boten. Het gaat nu iets sneller: de havendienst, customs en als laatste komt immigratie: u hoeft hier niet uit te stempelen, dat komt pas als u Micronesië verlaat.... bureaucratie!
Ja ja, het is overal weer anders. Op het ene eiland streng en alles volgens de regels. Op het andere eiland hoef je niet uit te stempelen. Niet leuk als er nergens een koel plekje is. Vooral slapen zoals je schrijft is te warm en te vochtig. Geniet maar van hetgeen er is. Straks gaan jullie weer verder naar het noorden en zal het koeler zijn. Voor straks als je weer vertrekt: Behouden vaart. Groetjes
BeantwoordenVerwijderen